- blad nr 18
- 19-11-2016
- auteur A. Moerman
- Meer voor elkaar
‘Ik weet wat ongelijke kansen zijn’
“Op 30 november organiseer ik op het ROC Mondriaan in Den Haag een brainstormsessie getiteld: ‘Gelijke kansen in het onderwijs? Die creëren we samen!’. Dan wil de AOb van mensen uit de praktijk horen waardoor het de verkeerde kant opgaat en wat we daaraan kunnen doen.”
“Rapporten van de Oeso en van de Onderwijsinspectie tonen dat glashelder aan. We slagen er onvoldoende in om kinderen die even slim zijn, maar verschillende sociale achtergronden hebben, gelijke kans te bieden op een onderwijsniveau dat past bij hun mogelijkheden en intelligentie.”
“Natuurlijk is dat nooit helemaal uit te bannen. Maar we willen met z’n allen wel dat het onderwijs emancipatorisch werkt. Terwijl het steeds harder in het tegendeel lijkt uit te monden. De lijnen lopen de laatste jaren echt heel hard uit elkaar.”
“Mijn ouders waren analfabeet. Na de basisschool startte ik op de mavo, maar uiteindelijk werd ik docent levensbeschouwing en ronde ik een master in de sociologie af. Mijn geluk was dat ik steeds leraren tegen kwam die mijn mogelijkheden zagen en mij stimuleerden. Het was absoluut geen makkelijke weg. Maar toen was die weg er tenminste nog. Er wat langer over doen is tegenwoordig een stuk moeilijker.”
”Van leraren wordt verwacht dat ze, in overvolle klassen of klassen met veel achterstandsleerlingen bij elkaar, maatwerk bieden. Dat is bijna onmogelijk. Of leerlingen uit zogeheten ‘lagere’ milieus’ krijgen te vaak het advies een stapje minder ‘hoog’ te kiezen, zo voorkomen scholen afstroom en daarmee een minnetje van de inspectie. Ook weten hoogopgeleide ouders beter te navigeren in het onderwijssysteem en hun kinderen beter te begeleiden, terwijl laagopgeleide ouders minder toegang tot hulpbronnen hebben.”
“Blij dat je dat vraagt. Want dat is zeer zeker niet het geval. Ook de getalenteerde zoon van de blanke straatveger krijgt minder kansen dan de zoon van de burgemeester in de gemeente waar hij die straten veegt. Dit zou niet mogen uitmaken.”
“Op het ROC in Kanaleneiland, Utrecht, met negentig procent allochtone leerlingen, ben ik ooit eens bijna aangesteld als docent levensbeschouwing. De manager had mij uitgekozen, maar hij werd vlak voor het tekenen van de arbeidsovereenkomst teruggefloten door de ‘identiteitscommissie’ van deze christelijke school. Boeddhist, joods of ongelovig zou geen bezwaar zijn geweest. Maar een docent levensbeschouwing met een islam-achtergrond dat kon echt niet, vond die commissie. Terwijl ik in een eerdere baan werd gecomplimenteerd met de opmerking: ‘als ik jou hoor vertellen over Jezus betwijfel ik of je wel echt islamitisch bent’. Ja, ik weet wat ongelijke kansen zijn en dat motiveert me extra om er wat tegen te doen.”