• blad nr 9
  • 6-5-2000
  • auteur R. Sikkes 
  • Het essay

Tekort aan vervangers zal nog jaren aanhouden 

Tijd voor debat over invallen

Vervanging was jarenlang makkelijk te regelen door een enorm lerarenoverschot. Nu dat overschot is omgeslagen in een tekort, wordt met kunst- en vliegwerk geprobeerd om de klassen bemand te houden. Maar dat zijn lapmiddelen. Het tekort zal nog jaren aanhouden, gebrek aan vervangers zorgt voor hogere werkdruk, dus tijd voor een debat om de vervanging anders en eigentijds te gaan oplossen.

Er zijn vijf zieken in de onderbouw en er is geen vervanging voor de klassen van Hanna, Tosca en Dorien. We vragen daarom de ouders om de kinderen mee naar huis te nemen. Als dat echt niet kan, worden de kinderen verdeeld over andere klassen. Als ouder tref ik dit soort mededelingen de laatste tijd regelmatig aan op de deur van het klaslokaal. Omdat Œhet echt niet kon¹ werd mijn dochter met vijf klasgenoten door de heen en weer vliegende adjunct-directrice verwezen naar juf Karin. ŒO, nog een stel, dat wordt gezellig¹, riep ze blijmoedig. ŒDan hebben we er nu 43. 28 van onszelf, tien van Tosca en vijf van Dorien. Kom, jongens even plaatsmaken.¹
Vervanging is een ramp, zeker op maandagochtend en helemaal tijdens de jaarlijkse griepgolf. Maar wat het onderwijs zich niet schijnt te beseffen is dat vervanging zoals die nu bestaat de komende tien, vijftien jaar een onoplosbaar probleem zal blijven. De reden daarvoor is simpel. De afgelopen decennia was vervanging alleen maar mogelijk door een enorm overschot aan leraren. Het wemelde in Nederland van de enthousiaste, pas afgestudeerde leraren die dolgraag een baan wilden. Zolang er geen echte baan te vergeven was, namen zij genoegen met het onzekere vervangersbestaan, in de hoop zo een voet tussen de deur te krijgen. Want het kon zomaar zijn dat er behalve dat een dagje vervangen, opeens een kleuterjuf zwanger werd of een docent Duits overspannen thuis bleef. Vervangen was dan misschien een hondenbaan, maar het kon ook het lot uit de loterij vormen waardoor opeens de hoofdprijs van een vaste betrekking in je schoot rolde.
Zo heeft het lerarenoverschot jarenlang gewerkt als smeerolie voor de schoolorganisatie. De leerplicht nemen we in Nederland bloedserieus, zo serieus dat als enige sector in de maatschappij vervanging van zieke werknemers is geregeld. Iets om trots op te zijn. Maar de smeerolie is opgedroogd, waardoor het onderwijs vastloopt. Want hoe blijmoedig Karin ook met haar overvolle klas aan de slag ging, zowel haar eigen kleuters als de kinderen uit groep drie zijn die dag niet aan hun eigenlijke werk toegekomen. De kwaliteit van het onderwijs staat door het gebrek aan invallers onder druk, zeker op scholen waar uit nood directeuren of remedial teachers voor de klas gaan staan.
Het lerarenoverschot heeft scholen, ouders en politici verwend. Tot pakweg drie jaar geleden was het op het eerste gezicht niet nodig om na te denken over een verstandiger en structurelere aanpak van de vervanging. Invallers genoeg. Maar inmiddels weten we beter. Het leger pas afgestudeerden van de pabo¹s en nlo¹s dat zich tot voor kort met vervanging moest behelpen, heeft nu meteen na het diploma een vaste baan. Het ziet er niet naar uit dat die situatie snel zal veranderen. Met een blik op de aanmeldingscijfers van pabo en nlo, de vergrijzingsstatistieken en de aanwas van vierjarigen is simpel uit te rekenen dat we nog jarenlang zullen kampen met een fors lerarentekort. Met kunst- en vliegwerk kan misschien worden voorkomen dat al te veel vacatures onvervuld blijven. Maar wie denkt dat er de komende jaren nog loslopende leraren over zijn om een uurtje, een dag of een weekje in te vallen, zal bedrogen uitkomen.
Als oplossing wordt vaak aangedragen dat het leraarsberoep aantrekkelijker gemaakt moet worden. Dat moet natuurlijk gebeuren, maar daardoor zal er nog steeds geen leger popelende vervangers thuis bij de telefoon zitten om te hopen dat er ergens een gat valt. Los van de vraag of dat de komende jaren überhaupt zou kunnen, is het bovendien helemaal niet wenselijk dat we een nieuw lerarenoverschot kweken voor vervangingsbaantjes. Overschotten zijn slecht voor het imago van het beroep, we willen afgestudeerden toch niet opnieuw met hondenbanen opzadelen bij de start van hun carrière? Zeker niet in een tijd dat ook andere sectoren hard aan jongeren trekken.
Overschotten verdoezelen de noodzaak om echte keuzes te maken hoe school, ouders en politiek met vervanging om willen gaan. Willen we de kwaliteit van het onderwijs overeind houden, dan zal creatief nagedacht moeten worden over andere oplossingen om zieken te vervangen. Want ziekte is onvermijdelijk en als het niet lukt om daarvoor nieuwe oplossingen te bedenken, zal iedere ziekmelding een verstoring van het onderwijsproces tot gevolg hebben en de werkdruk van degenen die wel aan het werk zijn verhogen. Tijd dus voor een debat over vervanging. Als schot voor de boeg een paar onorthodoxe suggesties.

Reservespelers
De vorige voorzitter van het Vervangingsfonds, Frans van Moorsel, heeft de school wel eens met een voetbalelftal vergeleken. In beide gevallen is een invaller onontbeerlijk voor topprestaties. Bij voetbal zitten daarom reservespelers op de bank, scholen hebben daarentegen geen extra formatie om blessures op te vangen. Œ¹Dat zou het uitgangspunt in het onderwijs moeten zijn: zoveel actieve leerkrachten en een groep om de wisselingen en uitvallers op te vangen. Omdat dat principe niet wordt gebruikt, wordt vervanging nu gezien als een kostenpost in plaats van als bijdrage aan de continuïteit¹¹, zei Van Moorsel destijds in Het Onderwijsblad. Zolang vervangers geen integraal onderdeel van het personeelsbestand van een school of schoolbestuur zijn, vond hij het Vervangingsfonds een redelijk alternatief. Maar zijn suggestie is duidelijk. Voor de kwaliteit van het onderwijs is het beter om aan elke school, of elk schoolbestuur extra mensen toe te wijzen die als voornaamste taak hebben in te vallen bij ziekte of afwezigheid van de groepsleerkrachten in het basisonderwijs of de vakdocenten in het voortgezet onderwijs. In dat geval kan het Vervangingsfonds worden opgedoekt. Een idee dat de moeite waard is om uitgewerkt te worden.

Klassenassistenten
Langzaam maar zeker groeit het leger klassenassistenten. Regels verhinderen dat zij optreden als invaller, of misschien beter gezegd als opvanger. Zonde. Als de vervanging op die manier voorkómt dat de werkdruk van leraren groter wordt, is dat alleen al winst. Ouders zullen die oplossing ook toejuichen. Het is voorstelbaar dat scholen als zij extra formatieruimte voor inval krijgen, voor de eerste opvang van zieke leerkrachten nieuwe functies instellen. Niet álle reservespelers van Van Moorsel hoeven leraren te zijn, maar kunnen bijvoorbeeld ook extra klassenassistenten zijn. In elk geval zou het mogelijk moeten zijn klassenassistenten nu al extra in te zetten als vervanger of opvanger.

Onderwijsondernemers
Een vriendin - vroeger talendocent, nu freelance journalist - werd onlangs gevraagd of zij een half jaar wilde invallen. Het leek haar voor de afwisseling wel weer leuk om een tijdje voor de klas te staan. Als ondernemer vroeg zij aan de school Œwat is het uurtarief voor invallen en waar stuur ik de rekening heen?¹ Verbijstering was haar deel. De cao staat dat niet toen, pruttelde de rector. Dat is waar, maar waarom zouden we dat niet veranderen. Als er onderwijsondernemers zijn die er brood in zien om met de voor- en nadelen van het ondernemersschap een eigen bedrijf te starten met vervanging als een van hun specialiteiten, waarom moet de cao dat dan verhinderen? De bezwaren zijn snel opgesomd - geen pensioenopbouw of diensttijdopbouw - maar wie kiest voor het ondernemerschap weet dat en weegt dat af tegen de voordelen. Eigen baas, zelf tijd indelen, meer afwisseling. Voor loodgieters, freelance journalisten of interim-managers die niet in loondienst willen, bestaat een ook een standaard uurtarief. Waarom zou de beroepsgroep van leerkrachten niet in staat zijn om ook een eigen invaltarief te bepalen?

Dit bericht delen:

© 2025 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.