• blad nr 5
  • 5-3-2016
  • auteur R. Wisman 
  • Redactioneel

Master SEN is razend populair 

Meester onder de masters

Van de bijna 50 duizend lerarenbeurzen die tussen 2008 en 2014 werden verstrekt, koos één op de drie leerkrachten voor de master Special Educational Needs die opleidt tot leraar speciaal onderwijs. “Deze opleiding leerde mij gericht kijken naar het kind.”

In Nederland bieden drie opleiders de hogescholen in Tilburg, Utrecht en Zwolle een master SEN aan op vijftien locaties in Nederland.
Marjanne Timmerman, onderwijskundige en hoofddocent, dacht destijds mee over de invulling van de master Special Educational Needs (SEN) van Windesheim die in 2005 geaccrediteerd werd. “Door de invoering van de bachelor-masterstructuur moest de toenmalige post-hbo speciale onderwijszorg op de schop.”
De voormalige post-hbo studie veranderde in een professionele master met een studiebelasting van 1680 uur. Waarom de opleiding zo populair is? “De opleiding sluit aan bij de alledaagse praktijk van docenten in het primair, voortgezet en beroepsonderwijs en daagt hen uit op een gefundeerde en onderzoekende manier de best denkbare passende leeromgeving te creëren.” Ook de streefcijfers van het ministerie zijn een stimulans: in 2020 moet een derde van alle leraren basisonderwijs een master hebben. Tot slot voorziet de Lerarenbeurs in het collegegeld en zes uur per week facilitering, waardoor het voor leerkrachten een haalbare kaart is.

Differentiatie
De master kent zes profielen en een tiental leerroutes. Leerkrachten kunnen zich specialiseren in de richting die het beste past bij hun werkveld en interesses. “De onderzoekende houding, nieuwsgierigheid en de koppeling van (wetenschappelijke) theorie aan de eigen praktijk kenmerken de opleiding”, vertelt Timmerman. Literatuuronderzoek zet aan tot een onderzoekende houding op de eigen werkvloer. “Wat betekent de geleerde kennis voor mijn handelen in de klas en de school? Hoe kan ik dat delen met mijn collega’s?”
De invoering van passend onderwijs heeft geleid tot een grotere diversiteit in onderwijsbehoeften. “Je ziet in de praktijk dat docenten wel de verschillende onderwijsbehoeften in beeld hebben, maar het tegemoetkomen aan die diversiteit is nog lastig. Hoe ver ga je in het differentiëren? Hoe vergroot je het eigenaarschap van leerlingen in het leerproces en wat betekent dit voor je eigen rol als docent?”
De drie leerkrachten in dit artikel zijn enthousiast over de opleiding. “Je leert gericht kijken naar het kind”, zegt Willemien Bakker. En: “Ik denk dat elke leerkracht er baat bij heeft”, aldus Marita Eskes.

Frustratie
“Dat leerkrachten hun eigen handelen verbeteren is een prachtige opbrengst”, zegt Marco Snoek, lector leren & innoveren aan de Hogeschool van Amsterdam. Maar hij denkt dat er meer uit te halen is. “Zodra de leerkracht met zijn master-kennis buiten het schoollokaal treedt, is het ongelooflijk belangrijk dat de schoolleiding de ideeën ondersteunt. Daar schort het nogal eens aan.”
Scholen die willen dat alle leraren aan de slag kunnen met passend onderwijs hebben in zijn ogen twee mogelijkheden. Ofwel: SEN verplichten voor iedereen of kiezen voor een aantal specialisten op school die collega’s ondersteunen.
“Als je reken-, taal- en gedragsspecialisten aanstelt, moet je ook bereid zijn om die mensen een rol te geven. Alleen dan kan een cultuur ontstaan waarin één leerkracht het voortouw neemt om anderen mee te nemen. Dan moet je breder denken dan dat een leerkracht alleen verantwoordelijk is voor zijn eigen klas. Dat is voor veel scholen nog een zoekproces.”
Idealiter begint het bij de aanvraag van de Lerarenbeurs, denkt Snoek. “Schoolleiders moeten met hun leerkrachten om tafel gaan zitten. Wat hebben wij als school aan deze master? Door de opleiding raken docenten geprikkeld en enthousiast om hun kennis met collega’s te delen. Ze denken: Ik kan veel meer voor deze school betekenen dan alleen mijn eigen lessen. Als daar dan geen ruimte voor is, ontstaat een bron van frustratie. Dat moet je zien te voorkomen.”

{portret 1}
‘Iedereen leert wat bij mij’

Willemien Bakker (40)
Opleiding: Pabo (2002-2006)
Master SEN: Hogeschool Windesheim (2010-2012) profiel ‘onderwijs en zorg’
Werk: Vanaf 2006 leerkracht op de Groen van Prinstererschool ‘op’ Urk

Na een proefmodule over ‘het jonge kind’ was Willemien Bakker overtuigd van het nut van de master SEN. ‘Kies een kind uit je klas waarover je je zorgen maakt’, luidde de opdracht. Bakker koos voor Bram, een jongen die veel uit het raam keek, snel afgeleid was, vaak de instructie miste. “Wat is er toch met hem, dacht ik vaak.” Om vast te stellen of de leerling inderdaad niet taakgericht bezig was, deed ze een tijdsteekproef. Tijdens de les zoomde ze om de minuut kortstondig in op Bram en vinkte aan wat hij op dat moment deed. Na een kwartier kon ze vaststellen dat hij echt niet oplette. “Die methodiek was een eyeopener”, zegt ze.
Daarna leerde ze Bram via de Beertjesmethode van Meichenbaum in stapjes om taakgericht te werken. “Zo kreeg hij een succeservaring.” Vervolgens paste ze de hoeveelheid leerstof voor hem aan. Eyeopener twee. “Op de pabo leerde ik dat alle kinderen hetzelfde moeten maken. Bram heeft nu een weektaak.”
Het resultaat dat ze bereikte met Bram overtuigde haar van het nut van de master SEN voor haar werk als groepsleerkracht. In haar huidige groep 1/2 zitten twee Syrische kinderen, twee kinderen met taal- en spraakstoornissen, een kind met een niet-gediagnosticeerde achterstand, een pleegkind en een jongen met een stoornis in het autistisch spectrum. “Al die kinderen samen zijn goed te doen. Iedereen leert wat bij mij; daarvan ben ik overtuigd.”
De master SEN droeg daaraan bij. “Deze opleiding leerde mij gericht kijken naar het kind, zoals in het voorbeeld van Bram.”

{portret 2}
‘Een kind start iedere dag opnieuw’

Karin van Dijk (35)
Opleiding: Pabo (1999-2003)
Master SEN: Hogeschool van Utrecht (2009-2011), profiel ‘gedrag cluster 1’
Werk: Ambulant begeleider bij Visio, school voor blinden en slechtzienden in Haren

Vers van de pabo sprong Karin van Dijk in het diepe bij Visio, een school voor blinden en slechtzienden in Haren. Al doende leerde ze om te gaan met deze doelgroep. Dat verbale ondersteuning belangrijker is dan mimiek en gebaren, omdat die vaak niet zichtbaar zijn. Dat leerlingen en materialen een vaste plek hebben. Dat deuren helemaal open of helemaal dicht moeten zijn om ongelukken te voorkomen. “Voorspelbaarheid is belangrijk”, zegt ze.
Tijdens de master SEN, waar ze met cluster 1-collega’s uit de regio aan begon, bleek dat ze nog een hoop bij kon leren. Vooral leerzaam vond ze de filmopnames van haar eigen optreden in de klas. Dankzij de master wist ze haar repertoire uit te breiden: een welkomstgroet in de deuropening, langzamer praten, het aankondigen van haar hulpronde door de klas, zodat leerlingen via hun dobbelsteen tijdig kunnen aangeven of ze hulp nodig hebben.
Van de module ‘sociaal emotionele vorming’ stak ze op dat je leerlingen niet de dag erna nog op gedrag moet aanspreken van de dag daarvoor. “Een kind start iedere dag opnieuw, ze verdienen iedere dag een nieuwe kans.”
Sinds twee jaar werkt Van Dijk als ambulant begeleider bij dezelfde organisatie. Ze bezoekt (reguliere) scholen waar leerlingen met een visuele beperking onderwijs volgen. Haar werk draait om communicatie tussen leerlingen, docent en ouders. Ook hier profiteert ze van nieuwe kennis en vaardigheden. “In de module ‘communicatie’ leerde ik dat ik snel verbanden leg en omzet naar praktische oplossingen. Hierdoor ben ik in gedachten soms al verder en luister ik minder aandachtig naar andermans oplossingen. Nu weet ik dat ik partijen beter zelf tot inzicht kan laten komen. Dan worden de adviezen ook beter opgepakt.”

{portret 3}
‘De diepte in met een kind’

Marita Eskes (28)
Opleiding: Pabo (2005-2009)
Master SEN: Marnix Academie, de opleiding was van Windesheim (2011-2013), profiel remedial teaching
Werk: Leerkracht, leescoördinator, rugzakbegeleider Beatrixschool in De Meern

“Hoe werkt het brein? Hoe leert een kind? Mijn interesse voor dat soort vragen werd tijdens de master uitgebreid bevredigd. In het vierde jaar van de pabo konden we kiezen voor een minor die was afgeleid uit de master SEN: ‘Verhaal van het kind’. Ik vond het geweldig: de diepte in aan de hand van een casus en het bestuderen van wetenschappelijke literatuur. Eindelijk kreeg ik inzicht in de betekenis van de begrippen ‘didactische en orthopedagogische behoeften’ van een kind.”
Voor de praktijkcasus koos Eskes een leerling uit die prima meekwam in de groep 6, maar wel opviel vanwege haar perfectionisme. Eskes bracht de achtergronden van dit gedrag in kaart en onderzocht daarna hoe ze dit naar onderwijsbehoeftes kon vertalen. “In de literatuur zocht ik naar oorzaken van dit gedrag, welke vormen van perfectionisme er zijn, de invloed van de plaats van het kind in de kinderrij. Samen met de leerling maakte ik een boek met op elke bladzijde een jaar uit haar leven.” Ze ging met de leerling in gesprek: Wie ben ik? Waar ben ik tevreden over?
De master SEN helpt Eskes haar weg te vinden in het passend onderwijs. “Het belangrijkst is dat je leert omgaan met verschillen en dat je goed kan monitoren: hoe gaat het met leerlingen? Zitten ze lekker in hun vel? Hoe kun je een kind optimaal begeleiden? In die houding zit een factor die bepaalt of een leraar het verschil maakt. De master SEN versterkte bij mij een open houding. Ik gun elke leerkracht een master SEN; het is een verrijking.”

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.