- blad nr 3
- 6-2-2016
- auteur L. Douma
- Redactioneel
Pientere kleuters in de poppenhoek
Als tweejarige tekende Jonas al een mensfiguur: armen, benen, een glimlach op het gezicht
Jonas was naar de kleuterschool gegaan. Om zich heenkijkend kwam hij al snel tot de conclusie dat zijn mensfiguur niet de norm was. Andere kinderen zetten woeste strepen en rondjes op een vel en noemden dat een ‘mens’. Het maakte Jonas onzeker. Een vervelend gevoel. Dus paste hij zich aan.
Het is een bekend voorbeeld uit de ontwikkelingspsychologie van hoe een kind met een ontwikkelingsvoorsprong kan reageren wanneer het in een groep wordt geplaatst met kinderen die misschien wel op hem lijken, maar totaal niet denken zoals hij.
“Slimme kleuters hebben vaak hoge verwachtingen van de basisschool”, vertelt Elma Dijkstra die eind vorig jaar promoveerde op gedifferentieerd onderwijs in de kleutergroepen. “Sommigen denken dat ze er meteen leren lezen en schrijven. Als dan blijkt dat dit niet zo is, passen ze zich makkelijk aan. Ze konden al letters of al een beetje lezen en vervallen dan tot het maken van rare krabbels, om maar niet uit de toon te vallen.”
“Kinderen passen zich binnen zes weken of zelfs sneller aan”, weet Gerrie de Boer-Bies die bij het Friese schoolbestuur Tjongerwerven een plusklas voor kleuters runt. “Daarom is het heel belangrijk kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong snel onderwijs op niveau aan te bieden.”
Maar hoe herken je de kleuter die daarbij gebaat is? Lang niet iedere pientere kleuter is een opvallende kunstenaar. De mooie tekening van Jonas is slechts een voorbeeld van hoe een ontwikkelingsvoorsprong zich kan openbaren. “Het kan een kind zijn dat vragen stelt die anderen niet stellen. Of dat bijvoorbeeld nieuwe regels bij een spelletje verzint die andere kinderen niet snappen”, vertelt promovendus Dijkstra. “Het kan ook een kind zijn dat moeilijkere woorden kent, dat op een abstracter niveau denkt, dat soms al kan lezen. Of een kind dat veel interesse toont in één onderwerp en daar ook heel veel van afweet.”
Soms pikt de leerkracht pientere kleuters er zelf wel uit. Ook zijn ouders een goede bron. Kleuterjuf De Boer-Bies: “Ik hoor leraren wel eens klagen ‘Die ouders denken allemaal dat hun kind hoogbegaafd is’. Ik snap die frustratie, maar ouders kennen hun kind. Het is belangrijk al tijdens de intake vragen te stellen aan ouders over het kennen en kunnen van hun kind.”
Van hoogbegaafdheid wordt bij kleuters nog niet gesproken. “De voorspellende waarde van een IQ-test is bij kleuters nog niet hoog genoeg”, vertelt De Boer-Bies. ”Wat kleuters meekrijgen van thuis is nog van grote invloed op hun ontwikkeling. Kinderen uit een gezin waar veel gelezen en gediscussieerd wordt, zijn vaak voorlijker dan kinderen uit een lager milieu.”
Aan de hand van screeningslijsten en spelletjes kan een ontwikkelingsvoorsprong worden vastgesteld. Een toets die in die cruciale eerste zes weken op school een ontwikkelingsvoorsprong blootlegt, bestaat niet. De leerlingvolgsysteem-toetsen voor kleuters van Cito worden in groep 1 en 2 halverwege en/of aan het einde van het schooljaar afgenomen. “Cito heeft geen toetsen speciaal voor het vaststellen van een ontwikkelingsvoorsprong”, vertelt Nienke Lansink, ontwikkelaar bij de Cito-vakgroep Het Jonge Kind. “Wel kan de leerkracht met de leerlingvolgsysteem-toetsen bovengemiddelde kinderen signaleren. Toetsresultaten vormen een stukje van de puzzel. Om een compleet beeld van een kind te krijgen, is het belangrijk informatie uit meerdere bronnen met elkaar te combineren.”
“Het is belangrijker te kijken hoe een kind tot een antwoord komt, dan wat dat antwoord is”, weet Marieke Groenewold. Zij heeft Knappe Kleuters ontwikkeld, een instrument waarmee door gesprekken en observaties een ontwikkelingsvoorsprong kan worden vastgesteld.
Extraatje
“Ideaal gezien worden kinderen op hun eigen niveau bediend in de klas”, vertelt Groenewold. “Maar als een kind altijd vooruitloopt, loopt het aan het einde van de basisschool vast. Of anders wel in de het voortgezet onderwijs. Het systeem is niet ingesteld op differentiatie.”
Een probleem dat onderzoeker Dijkstra onderschrijft. “Wanneer je bij kleuters differentieert neem je al een voorschot op groep 3. Aan het einde van de basisschool wordt dat ingewikkeld.”
Dat dit nog niet is opgelost, betekent overigens niet dat de leerkracht dan maar geen onderwijs op maat moet geven. Dijkstra heeft in haar promotieonderzoek aangetoond dat differentiatie wel werkt. Ze hielp kleuterleerkrachten met het maken van doorlopende leerlijnen. Leerkrachten deelden hun kasten met leermaterialen in naar niveau en vakgebied. Ook leeractiviteiten uit de middenbouw werden toegevoegd aan de kasten. Alle materialen werden voorzien van een stickertje dat vakgebied en niveau aanduidde. Deze praktische aanpak maakte het voor kleuters makkelijker op hun eigen niveau te werken. “We hebben geen speciale materialen ontwikkeld. We hebben leerkrachten handreikingen gegeven om de lesstof te kunnen differentiëren. Ze deden dat allemaal op hun eigen manier. Alleen als de leerkracht zelf de regie voert, werkt het. Leerkrachten vinden het helemaal niet fijn als hun een nieuwe methode wordt opgelegd.”
Ook juf De Boer-Bies kwam bij het opzetten van haar kleuter-plusklas tot de conclusie dat er eigenlijk geen methoden zijn voor kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong. Wel heeft Cito bijvoorbeeld in zijn Piramide-projecten speciaal voor kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong verrijkingsopdrachten opgenomen.
In haar plusklas verrijkt en verdiept De Boer-Bies aan de hand van de thema’s die haar school gebruikt in de midden- en bovenbouw. Elke week komen de allerslimste kleuters
De plusklas-juf zou het liefst zien dat kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong voldoende uitgedaagd worden in de eigen klas. Met dertig kleuters in de klas is dat volgens haar alleen niet altijd realiseerbaar. Bovendien is het voor pientere kleuters fijn ontwikkelingsgelijken te treffen. “Er gaat soms een wereld voor ze open als ze ontdekken dat er meer kinderen zijn zoals zij.”
Erg belangrijk, vindt ook expert Groenewold. “Een zelfbeeld ontwikkelt zich ook door het contact met andere kinderen. Maar als die andere kinderen een veel lager niveau hebben, gaat er iets mis met het zelfbeeld van het slimme kind”, zegt ze. “Slimme kinderen hebben een enorme onderwijsbehoefte, waardoor je soms niet om een plusklas heen kunt. Misschien moet de plusklas ook wel een andere naam krijgen. Het klinkt zo als een extraatje. En dat is het niet, voor sommige kinderen is het een noodzaak.”
Verschoolsing
Een plusklas voor kleuters bestaat slechts op een handvol scholen. In het kleuteronderwijs is ook lang niet iedereen voorstander van het fenomeen. De verschoolsing van het kleuteronderwijs wordt door veel leerkrachten verafschuwd. Bijvoorbeeld door Margrita Druijf van de Tweemaster in Hoogezand. “Ik ben nu 34 jaar kleuterjuf. De eerste twintig jaar liet ik kleuters naar groep 3 gaan die niet hun eigen naam konden schrijven, geen letters kenden en ook geen buurgetallen. Ze konden wel zeker zestig liedjes zingen, waar kleuters er nu maar twintig kunnen. Van die kinderen zijn er een heleboel ontzettend goed terechtgekomen. Tegenwoordig is het kleuteronderwijs steeds meer verschoolst. Kinderen moeten letters en buurgetallen kennen, er zijn leerdoelen, Cito-toetsen en methodes. Het spelend leren is steeds meer naar de achtergrond verdwenen. Terwijl een kind het meest leert als het speelt.”
“Je moet uitkijken dat je kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong niet behandelt als een soort mini-achtstegroepers”, waarschuwt ook De Boer-Bies. “Het zijn kleuters die niet lang kunnen stilzitten en van bewegen houden.”
“Je kunt als leerkracht moeite hebben met de verschoolsing van de kleutertijd”, erkent onderzoeker Dijkstra. “Maar als een kleuter toe is aan meer schoolse leerstof, moet je daar toch een compromis in vinden.”
Hoewel Druijf niet vaak met de allerslimste kleuters van doen heeft
“Je moet leren voor een kind met een ontwikkelingsvoorspong zien als spelen, want leren is wat het kind wil”, brengt expert Groenewold daartegenin. “Als een kind niet mag leren, voelt het zich afgewezen in zijn ‘zijn’. En dat kan grote gevolgen hebben. Heb hoge verwachtingen van slimme kinderen. Wees niet bang dat ze onzeker worden, van ondervragen worden ze juist onzeker.”
{kadertje}
Het jonge kind op het juiste spoor
Op woensdag 6 april organiseert de AOb samen met het vakblad HJK de conferentie ‘Het jonge kind op het juiste spoor’, het congres voor de onderbouw. Tijdens die conferentie verzorgt Gerrie de Boer-Bies de workshop ‘Een kleutertalentgroep in de praktijk’. Nienke Lansink van Cito gaat in de workshop ‘Toets je beeld van toetsen’ in op vragen, zorgen en misverstanden die leven rond het toetsen van jonge kinderen.
En er zijn nog veel meer workshops, debatten en lezingen. De conferentie wordt gehouden in Amersfoort en begint om 09.30 uur en duurt tot ongeveer 16.00 uur. Ga voor het volledige programma en inschrijven naar www.aob.nl/jongekind.