• blad nr 3
  • 6-2-2016
  • auteur . Overige 
  • Redactioneel

 

Ik wiebel, dus ik luister

Het is goed als kinderen wiebelen en friemelen in de les. Dat betogen pedagogen Monique Thoonsen en Carmen Lamp. “Door te bewegen blijven ze geconcentreerd.”

Tekst Lisanne van Sadelhoff

Tik. Tik. Tik. Rechts voor klikt een leerling met een pen, links achter plukt een leerling aan haar kapsel en soms aan dat van haar buurvrouw en in het midden frutselt een leerling met zijn etui. En dan heb je nog de kinderen die wippend op hun stoel naar buiten staren of kunstwerken op hun oefenopdracht tekenen.
Niks mis mee, zeggen Carmen Lamp, docent en pedagoog, en Monique Thoonsen, pedagoog en fysiotherapeut. Sterker: “Door dat gefriemel en gewiebel blijven deze leerlingen bij de les en kunnen ze goed opletten”, zegt Thoonsen. Lamp: “Zolang het gedrag niet storend is voor de docent of andere leerlingen, zou ik zeggen: Lekker laten gaan.”

Prikkels
Lamp en Thoonsen ontmoetten elkaar twaalf jaar geleden tijdens hun hbo-opleiding pedagogiek. Thoonsen was gefascineerd door de ‘bewegende leerling’ en Lamp werd door haar ‘doodgegooid’ met interessante stof over prikkels die leerlingen binnenkrijgen of niet. Want: er zijn leerlingen die overprikkeld zijn, in meer of mindere mate, of ‘onderprikkeld’, ook in meer of mindere mate. En die zitten allemaal samen in één klas. Zie daar maar eens goed mee om te gaan als docent.
Daarom vonden Lamp en Thoonsen het noodzakelijk om een praktijkboek te schrijven. In oktober 2015 verscheen de eerste druk van Wiebelen en friemelen in de klas over de invloed van zintuiglijke prikkelverwerking op leren. De 1500 exemplaren waren in krap anderhalve maand uitverkocht, in december verscheen er een nieuwe druk. “Docenten hebben er kennelijk behoefte aan”, zegt Thoonsen. Het is een speels, makkelijk ingedeeld en vormgegeven boek met wetenschappelijke informatie, kant-en-klare onderwijstips en uitlegtekeningen.
Het verhaal dat deze pedagogen de onderwijswereld in slingeren is best ingewikkeld. Prikkels komen binnen via onze zintuigen. Onder andere de thalamus in de hersenen weegt ze vervolgens af: is deze prikkel belangrijk genoeg om te worden doorgegeven of niet? En bij ieder mens is deze ‘prikkelfilter’ anders.
De onderprikkelde leerling krijgt te weinig prikkels binnen tijdens de les. Het gevolg? “Een dromende leerling die geen last heeft van andere leerlingen, maar het ook niet hoort als hij wordt geroepen door de docent”, verklaart Thoonsen, terwijl ze exemplarisch haar hoofd op haar armen op tafel legt en zucht. “Een onderprikkelde leerling hangt er vaak zo bij.”
De overprikkelde leerling daarentegen, is de veelal geïrriteerde leerling. De leerling die moppert: Waar komt dat geluid vandaan? Dit kind krijgt te veel prikkels binnen en wordt ontzettend snel afgeleid.

Behoeften
In hun boek beschrijven Thoonsen en Lamp dat de overprikkelde leerling het soms nodig heeft zich af te kunnen sluiten. Daarvoor kunnen gehoorbeschermers of een afgeschermde werkruimte een oplossing zijn. Lamp: “Of laat de leerling zijn capuchon ophouden of de mp3-speler gebruiken als hij individueel moet werken. Toen we voor ons boek op lesbezoek waren om klassensituaties te observeren, zagen we een overprikkelde leerling met sprongen vooruitgaan toen hij muziek mocht luisteren tijdens het zelfstandig werken. Hij was niet meer zo veel energie kwijt aan al die prikkels, werd er niet meer door afgeleid en kon al zijn werk af krijgen. Fantastisch.”
De onderprikkelde leerling heeft juist beweging nodig. Denk aan: stoelpush-ups (de leerling drukt zich met de handen plat op de zitting op), eventjes een rondje om de school lopen, een klusje buiten de klas, rechtop staan op één been of vooral in het primair onderwijs populair het wiebelkussen, waarbij de leerling moet balanceren om te blijven zitten. Bij deze leerling werkt het averechts om te zeggen: Zit stil en let op, omdat stilzitten ervoor zorgt dat dit kind indut. Weg concentratie.
Voor al deze foefjes zijn er een paar voorwaarden. “Houd het positief”, zegt Lamp. “En maak duidelijke, individuele afspraken. Je wil niet dat die ene leerling te pas en te onpas een capuchon opzet. Bovendien mag het niet storend zijn voor de rest van de klas.”
Friemelt een leerling aan het haar van de buurvrouw en stoort dat? Geef het kind een veter om mee te friemelen. “Een stukje kneedgum werkt ook ontzettend goed, zag ik laatst”, grijnst Lamp.
Ook is het belangrijk dat de leerling een extra rondje lopen of gehoorbeschermers dragen, niet ziet als een straf. “Leg uit dat het voor de leerling juist een hulpmiddel is om bij de les te blijven.”
Want eigenlijk is er dus niets negatiefs aan, als leerlingen uit zichzelf al wiebelen of zich juist met de capuchon afschermen, stellen de pedagogen. Integendeel: lang leve de prikkels. “Ze zijn heel natuurlijk. Door prikkelverwerking komt de wereld bij ons binnen”, zegt Thoonsen.
Het is volgens hen dan ook goed dat de docent voor de klas zich bewust wordt van zintuigelijke prikkelverwerking (zip). In ‘Wiebelen en friemelen in de klas’ wordt gesproken van een ‘zip-bril’ die de docent denkbeeldig op zou moeten zetten. “Dat betekent dat je als docent goed moet nagaan welke leerling weleens onder- of overprikkeld zou kunnen zijn”, legt Lamp uit. “Als je je daar bewust van bent, is het makkelijker om te accepteren dat deze leerling op een stoel wipt of naar buiten staart. Je weet dat het gedrag in het voordeel van het kind werkt en uiteindelijk ook in het voordeel van je eigen lessen.” Thoonsen: “Het zou zonde zijn om prikkels je les te laten verstoren.”

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.