• blad nr 3
  • 6-2-2016
  • auteur R. Sikkes 
  • Redactioneel

 

Nog veel hobbels bij nieuw onderwijsprogramma

Waar ligt Oude Pekela? Dat hoeven we niet meer te leren, was de boodschap van het eindrapport van Platform 2032. Een onafhankelijk ontwerpteam gaat nu het hele onderwijsprogramma herschrijven. Zij moeten veel moeilijke keuzes maken, die het platform heeft laten liggen.

Het eindadvies van Platform 2032 lijkt wel een zoek-de-zeven-verschillen-zoekplaatje. Veel nieuws ten opzichte van de tussenrapportage was er namelijk niet. Meer aandacht voor burgerschap, mediawijsheid en programmeren. Van dat pad is na de landelijke discussie niet afgeweken. De commissie werd overladen met suggesties wat er allemaal in het kernprogramma zou moeten. “Als we alles hadden opgenomen, hadden ouders hun kinderen nooit meer gezien”, constateerde platform-voorzitter Paul Schnabel tijdens de presentatie twee weken geleden.
In oktober 2015 presenteerde het Platform Onderwijs 2032 de eerste schetsen van een vernieuwend onderwijsprogramma voor basis- en voortgezet onderwijs. Modernisering zodat leerlingen beter voorbereid zijn op hun rol als burger of werknemer. Het onderwijs richt zich op kennisontwikkeling, persoonsvorming en maatschappelijke toerusting. Of, zoals de commissie dat vertaalde in de slogan Vaardig, waardig en aardig.
De kern van het onderwijs moet persoonsvorming zijn. Dat gebeurt al, haast de commissie zich te zeggen, maar kan nog veel beter. “Kinderen helpen te worden wie ze zijn”, vatte voorzitter Schnabel de pedagogische opdracht van de school samen. Het voorstel voor een vernieuwend onderwijsprogramma is alleen wel globaler geworden, dan dat er duidelijke keuzen zijn gemaakt. “Dit is ook geen advies over het totale curriculum, maar over curriculumontwikkeling”, aldus Schnabel. Daarmee gaat de commissie belangrijke keuzes uit de weg, hobbels die nog wel genomen moeten worden. Het onafhankelijke ontwerpteam dat komend jaar het hele onderwijsprogramma van basisschool tot en met eindexamen gaat herschrijven, zal die hobbels moeten nemen.
Zo is er niet langer een pleidooi voor Engels vanaf groep 1. Wel zo vroeg mogelijk. Schnabel: “Het is niet aan ons om te beslissen wanneer Engels moet starten.” Maar hij vindt overduidelijk dat het wel kan. “Er zijn er nu duizend van de zevenduizend scholen die dat doen.” Geen verplichting dus, die vraag komt ongetwijfeld bij het ontwerpteam terug. Want die krijgen wel van het platform de opdracht om meer continuïteit en eenvormigheid in het Engels op de basisschool te programmeren, zodat het voortgezet niet opnieuw hoeft te beginnen.

Boycot
Verder stipt het platform de huidige overladenheid van de programma’s wel aan, maar komt niet met thema’s die mogelijk geschrapt kunnen worden. Het kernaanbod van Nederlands, Engels, rekenen, digitale geletterdheid en burgerschap moet wel afgebakend worden, maar hoeveel meer of minder uren dat zou moeten tellen, is blijkbaar ook een volgende stap. Schnabel: “De kern zal best omvangrijk zijn, maar er moet ook vrije ruimte komen. Het zal meer van minder zijn, zoals we dat noemen.”
Daarmee krijgt het ontwerpteam een moeilijke taak. Bij eerdere curriculumherzieningen leidde juist dat wat wel en wat niet, tot veldslagen in de media van belangengroepen, tussen vakdocenten en in de Tweede Kamer. Misschien is dat de reden dat staatssecretaris Sander Dekker in zijn beleidsreactie kiest voor mensen in die teams van leraren, schoolleiders en wetenschappers ‘die geen onderdeel zijn van formele belangenvertegenwoordigers binnen of buiten het onderwijs’. Maar daarmee houdt hij de veldslag niet buiten de deur, zo bewijst onder meer de totstandkoming van de kerndoelen basisvorming in de jaren tachtig. Wordt de discussie niet gevoerd, dan verplaatst die zich naar de volgende fase. Direct meldde Duits zich in de Volkskrant: Hoezo geen verplichting meer? En het is wachten op de klassieke talen, waar krijgen die een plek. In de kern of het vrije deel?
Opmerkelijk is dat het eindadvies op andere punten dan wel weer uitdrukkelijk kiest. Zo moeten de nieuwe kerndoelen concreter worden, richting geven en worden natuurlijk ook weer wettelijk vastgelegd. De overheid moet wel ingrijpen want ‘scholen gebruiken de vrijheid van onderwijs nog te weinig om samenwerking tussen vakgebieden te zoeken, inhoudelijke keuzes te maken en leerlingen verdieping op maat te bieden’. Maatwerk moet. Interdisciplinair zal.
Ook bij de examinering tekent zich een keuze af. In elk geval moeten Nederlands, Engels en rekenen/wiskunde centraal worden getoetst. Bij burgerschap en digitale geletterdheid moet de wenselijkheid en haalbaarheid daarvan nog worden onderzocht. Onduidelijk is de commissie over de andere vakken. Daar heeft men het over het ‘inzichtelijk maken welke kennis- en vaardigheden leerlingen hebben verworven’. Dat geldt zeker voor het vrije deel: daar zijn scholen aan zet met toetsen en examens. Een dossier vol duivelse onderwijsdilemma’s: krijgen we straks weer vakken onder en boven de streep, waarbij alleen de laatste een centraal examen kennen?
Wat betreft het platform komt het maatwerkdiploma onlangs door de Onderwijsraad en staatssecretaris Dekker afgewezen terug. Leerlingen hoeven niet elk onderdeel op hetzelfde niveau af te sluiten, vindt de commissie. Ook duikt afsluitende toetsing aan het einde van de onderbouw voortgezet onderwijs weer op, iets dat scholen in de basisvorming met een boycot juist een geruisloze dood hebben laten sterven. Allemaal onderwerpen die om een keuze vragen, die nu het ontwerpproces belasten.

{kader 1}
AOb: ‘Geef leraren tijd voor herontwerp onderwijs’

“We gaan een nieuwe fase in: het ontwerpen en bouwen van nieuw onderwijs. Voor leerlingen van nu, voor de wereld van straks.” Staatssecretaris Sander Dekker heeft het advies omarmd en stelt in een beleidsreactie voor om een onafhankelijk ontwerpteam van leraren, schoolleiders en wetenschappers aan het werk te zetten. “De architecten van het onderwijs”, noemde hij ze bij de presentatie. Behalve het ontwerpteam zijn er leerlabs voor onderdelen. En een uitnodiging. “Leraren, schoolleiders, doe mee. Meld je aan. We gaan dit interactief doen.”
Prima, vonden leerkracht basisonderwijs Femke Cools en Jasper Rijpma, leraar voortgezet onderwijs. Maar hun slotboodschap tijdens de presentatie telde ook een oproep voor de staatssecretaris. “Leraren moeten er wel tijd voor krijgen”, maakte Cools duidelijk. “Curriculumontwikkeling begint in het klaslokaal”, zei Rijpma.” Daar hebben leraren tijd voor nodig. “Staatssecretaris, maak dat mogelijk.”
AOb-voorzitter Liesbeth Verheggen sluit zich daar voluit bij aan. “Wil ons onderwijs in 2032 moderniseren, dan moeten leraren basis- en voortgezet onderwijs meer tijd krijgen om aan het ontwerpen van het onderwijsprogramma te werken. Komt die tijd er niet, dan komt er van de vernieuwing niets terecht.” In haar ogen geldt dat niet alleen voor de ontwerpteams: ook op scholen zelf zullen leraren aan de slag moeten met programmawijzigingen. Maar de werkdruk in alle onderwijssectoren is hoog, volle klassen en een groot aantal lesuren per week. Verheggen: “Er is meer tijd nodig voor goed onderwijs, programmawijzigingen, reflectie, collegiaal overleg en professionalisering. Daar ontbreekt het nu aan. We zien in de beleidsreactie van de staatssecretaris onvoldoende waar die ontwikkeltijd vandaan moet komen.”

{kader 2}
De hoofdpunten uit het eindadvies Platform 2032
• Er komt een kernprogramma met als basisvakken Nederlands, Engels, rekenen en wiskunde, digitale geletterdheid en burgerschap.
• Naast de basisvakken worden de overige vakken uit het kernprogramma ondergebracht in drie ‘interdisciplinaire kennisdomeinen’: mens & maatschappij, natuur & technologie en taal & cultuur. Daarin zit minder ‘encyclopedische kennis’ en wordt meer aangesloten bij de actualiteit.
• Het kernprogramma wordt concreter beschreven en wettelijk vastgelegd.
• Scholen hebben daarnaast vrije ruimte om zelf vakken te verdiepen of het aanbod te verbreden.
• Bij Nederlands en rekenen/wiskunde moeten de programma’s gemoderniseerd.
• Jong beginnen met Engels. Niet meer vanaf groep 1, maar ‘vroeg op de basisschool’. Het Engels van de basisschool moet beter aansluiten op het voortgezet onderwijs.
• Een tweede moderne vreemde taal is niet langer verplicht.
• Meer aandacht voor ‘digitale geletterdheid’. Het gaat daarbij zowel om computervaardigheden, mediawijsheid en leren programmeren.
• Burgerschap komt prominent in het onderwijsprogramma. Daarbij gaat het om het ‘levend houden van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat’. Jongeren moeten op school ‘een moreel kompas ontwikkelen’. Wat er op school moet gebeuren bij burgerschap moet concreter vastgelegd worden dan nu.
• Er wordt driemaal getoetst: aan het einde van het basisonderwijs, na de onderbouw voortgezet onderwijs en het eindexamen.
• De vijf basisvaardigheden worden in het examen centraal getoetst.
• De interdisciplinaire vakken worden afgesloten aan het einde van de onderbouw voortgezet onderwijs. Daarna kiest een leerling één van die domeinen als examenrichting.
• De interdisciplinaire profielen worden getoetst, maar niet centraal. Vakoverstijgende vaardigheden moeten daar deel van uitmaken.


Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.