• blad nr 19
  • 28-11-2015
  • auteur K. Hagen 
  • Redactioneel

Nieuwe normen voor inspectieoordeel  

Weg met het afrekenmodel

Of middelbare scholen het predicaat ‘zwak’ of ‘zeer zwak’ krijgen, of onder het basistoezicht vallen, wordt vanaf 2016 op een andere manier vastgesteld. Eenvoudiger en rechtvaardiger, aldus de Onderwijsinspectie.

Het ‘onderwijsresultatenmodel’. Zo heet de opvolger van het huidige ‘opbrengstenmodel’ in het voortgezet onderwijs. De inspectie kreeg van scholen te horen dat er verbeteringen mogelijk waren en ging aan de slag. ‘Als de omstandigheden veranderen moet je meebewegen’, zegt inspecteur-generaal Monique Vogelzang daarover op de speciale website over alle vernieuwingen.
En dat is gebeurd. Zittenblijvers, eindexamencijfers en bovenbouwsucces. Het zijn een aantal bekende zaken waar de inspectie nu al op let; ze komen terug in het nieuwe model. Zij het soms op een aangepaste manier. Want als het gaat over het kijken naar onderwijsresultaten in het voortgezet onderwijs zijn ‘perverse prikkels’ en ‘afrekenmodel’ ook termen die langskomen.
Afgelopen oktober stuurde staatssecretaris Sander Dekker van Onderwijs nog een onderzoeksrapport van ResearchNed naar de Kamer waarin was onderzocht of scholen bewust sturen op cijfers vanwege het model van de inspectie. Dat bleek gering. En waar dat wel het geval was, wordt het ondervangen in het nieuwe model, schreef Dekker.
Hoe dan? En wat verandert er precies? “De grootste verandering is dat we met absolute normen gaan werken die voor een bepaalde tijd vastliggen in plaats van met relatieve normen die we elk jaar vaststellen”, zegt Hans van der Vlies, woordvoerder van de inspectie. “De beoordeling van jouw school hangt voortaan niet meer af van de resultaten van andere scholen.”

Bijsturen
Met het oude opbrengstenmodel duurde het lang voordat uitslagen beschikbaar waren. Nu kunnen scholen zelf aan het begin van het schooljaar berekenen wat hun scores zijn en die vergelijken met de gestelde normen. “Met een vaste norm weten scholen waar ze aan toe zijn en kunnen ze eerder bijsturen.”
In het nieuwe model kijkt de inspectie afzonderlijk naar ‘onderbouwsnelheid’: hoeveel leerlingen blijven in de eerste klas zitten? En hoeveel in het tweede leerjaar? Van der Vlies: “Dat hebben we verfijnd. Scholen vonden het onrechtvaardig dat we dit punt samen namen met het advies van de basisschool en waar leerlingen in het derde leerjaar staan. Daarom beoordelen we dit nu los van elkaar.”
Veel discussie was er over de dubbele schooladviezen, en dan vooral over de minnetjes die de inspectie uitdeelde als leerlingen op het laagste schoolniveau van het advies uitkwamen. Scholen vonden het onterecht en Kamerleden, zoals Loes Ypma (PvdA), verzochten de staatssecretaris om scholen hier niet op af te rekenen. Zeker niet als ze kinderen juist het voordeel van de twijfel gaven. Lukt het de scholen om een leerling op een hoger schoolniveau te krijgen, dan beloont de inspectie ze met een plus. Zo niet, dan krijgen ze geen strafpunten meer, maar een neutrale score. Alleen als een leerling nog lager uitkomt dan het laagste schooladvies, levert het minpunten op.
Wat verdwijnt is het kijken naar het verschil tussen schoolexamencijfers en eindexamencijfers. “We stoppen daarmee omdat het effect is bereikt: de verschillen zijn de afgelopen jaren kleiner geworden”, aldus de woordvoerder. “We nemen het niet meer mee in de weging, maar het is niet zo dat scholen nu carte blanche hebben, we monitoren het nog wel. Als het verschil te groot is, zullen we de school erop bevragen.”
In het vmbo komt er juist iets bij, namelijk de resultaten van de beroepsvakken die meetellen voor het gemiddelde cijfer voor het centraal examen.
Veel wijzigingen dus in de beoordeling van onderwijsresultaten. Toch blijven de leerprestaties als geheel dezelfde rol houden in het toezicht. De resultaten zijn namelijk maar één van de onderdelen waar de inspectie op let. Zo kijken de inspecteurs bijvoorbeeld ook naar de financiën en het onderwijsproces. Het totaalbeeld bepaalt het inspectieoordeel over de school. De inspectie ziet het nieuwe model nog niet als een eindpunt. “We zijn blij met de feedback die we de afgelopen jaren van scholen hebben gekregen. Nu zullen we kijken of dit precies doet wat het beoogt”, zegt Van der Vlies.

{Groot kader 1}
Wat vinden scholen ervan?

Scholen kunnen al een paar jaar in zogenaamde schaduwpublicaties kijken hoe hun resultaten in het nieuwe model eruitzien. Wat vinden ze ervan en is het al bekend genoeg?

Ron Geerlings, docent techniek op Willem Blaeu in Alkmaar, zegt dat het nieuwe onderwijsresultatenmodel op zijn school nog niet is besproken. “We bespreken wel de examens en hoe het ervoor staat.” Hij is blij dat de beroepsvakken op het vmbo gaan meetellen. “Engels is belangrijk, maar deze leerlingen kiezen echt voor een bepaalde sector. Dan is het raar als dat niet wordt meegenomen. Dat is de wereld op z’n kop.” Hij vindt het kijken naar resultaten vaak te politiek. “Het gaat alleen over cijfertjes. Scholen anticiperen op hoe de inspectie kijkt en beperken bijvoorbeeld het doubleren of willen leerlingen niet op een lager niveau terecht laten komen. Ze willen er niet op worden afgerekend. We moeten juist maatwerk leveren aan leerlingen en kijken naar het individu. Uiteindelijk moeten zij goed terechtkomen.”
Beleidsmedewerker Marieke van den Vlekkert van Melanchthon Scholengemeenschap, vindt het nieuwe model eerlijker. “Zeker door die absolute normen. Eerst kon je als school misschien wel verbeterd zijn, maar dat hing altijd af van de resultaten van andere scholen. Ook kon je lang in de midden-categorie blijven zitten.” Voor haar werk is ze erg met het nieuwe model bezig en binnen haar scholengroep is het vooral besproken met schoolleiders. “Dat de inspectie in de onderbouw nu apart naar zittenblijvers kijkt, is positief. Maar ik snap niet dat ze dat ook niet voor de bovenbouw invoeren.” Van den Vlekkert is benieuwd hoe het definitief gaat uitpakken. “Ik zag namelijk al dat een bepaalde vestiging in het nieuwe model beter scoort. Wat ik minder vind, is het tijdspad. De absolute normen zijn gebaseerd op de resultaten van scholen in het verleden. Maar toen wisten we nog niet dat dit nieuwe model werd ingevoerd. Het zou netjes zijn als het nieuwe model daarom pas later echt gaat meetellen.”

{Klein kader 2}
Waar wordt uw school straks op beoordeeld?

WEL
1. Zit de leerling in het derde jaar op hetzelfde niveau als het advies dat hij meekreeg van de basisschool?
2. Onderbouwsnelheid: hoeveel leerlingen gingen over zonder zittenblijven?
3. Bovenbouwsucces: percentage leerlingen dat zonder vertraging overgaat vanaf leerjaar 3.
4. Gemiddelde cijfers voor het centraal examen. In het vmbo tellen naast de algemene vakken, zoals Nederlands en Engels, nu ook de beroepsvakken mee voor het gemiddelde.

Voor deze punten bepaalt de inspectie een absolute norm die ze vastleggen voor drie jaar. De normen zijn gebaseerd op voorgaande leerjaren.

NIET MEER
1. Het verschil tussen schoolexamen en eindexamencijfers.
2. Een minnetje bij dubbeladviezen als een leerling op het laagste van de twee schoolniveaus uitkomt.
3. Relatieve normen, maar in plaats daarvan absolute normen.

De Onderwijsinspectie heeft over dit model een speciale website gemaakt. Kijk op www.onderwijsinspectie.nl

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.