- blad nr 18
- 14-11-2015
- auteur . Overige
- Opinie
Repareer de vroege selectie weer
In Nederland worden leerlingen al op twaalfjarige leeftijd gesorteerd naar verschillende leerniveaus. In veel andere landen gebeurt dit pas later. Het idee achter selectie is dat leerlingen van verschillende niveaus onderwijs ontvangen dat optimaal aansluit bij hun capaciteiten, wat hun leerprestaties ten goede zou komen. Al langer wordt vanuit verschillende hoeken kritiek geuit op de vroege selectie in Nederland. Leerlingen worden te vroeg en te rigide van elkaar gescheiden. Dit zou zichzelf waarmakende voorspellingen creëren: plaats leerlingen in aparte groepen met een verschillend onderwijsaanbod, en hun prestaties lopen vanzelf verder uit elkaar.
Een ander kritiekpunt gaat over de sociale ongelijkheid: hoe vroeger leerlingen naar niveau gesorteerd worden, hoe sterker het effect van het ouderlijk milieu op de schoolloopbaan.
Een groep onderzoekers, waaronder de auteur van dit artikel, van de Universiteit van Amsterdam, Erasmus Universiteit en Maastricht University onderzocht de gevolgen van de inrichting van onderwijsstelsels voor verschillende onderwijsuitkomsten. In Onderwijsstelsels vergeleken rapporteren zij dat leerlingen in landen die vroeg selecteren geen betere leerprestaties behalen dan in landen waar de selectie later is. Leerlingen in landen die vroeg selecteren blijken slechter te scoren op burgerschapsvaardigheden, en er bestaat inderdaad een grotere ongelijkheid in leerprestaties naar ouderlijk milieu in vroeg selecterende landen.
Het Nederlandse onderwijsstelsel kent van oudsher veel reparatiemogelijkheden na het moment van selectie: leerlingen kunnen op- en afstromen naar hogere en lagere niveaus en kunnen naar wens opleidingsniveaus stapelen. Ook kende Nederland tot voor kort veel middelbare scholen met een heterogene brugperiode van een of twee jaar. Zo werden de scherpe kantjes van de vroege selectie er een beetje afgehaald.
Maar de laatste jaren zien we een ontwikkeling in tegengestelde richting. Scholen verkorten hun heterogene brugperiode, of versmallen deze door bijvoorbeeld enkel nog combinatieklassen havo/vwo aan te bieden. Ook splitsen brede schoolgemeenschappen zich in toenemende mate op: vmbo-afdelingen worden afgestoten of op een aparte locatie ondergebracht. Tegelijkertijd zien we een inperking van de opstroom naar hogere niveaus. Een vmbo-t diploma geeft bijvoorbeeld niet meer automatisch toegang tot de havo. Verder accepteren middelbare scholen minder dubbele niveau-adviezen en plaatsen ze een leerling bij twijfel over het niveau lager.
Het gevolg van deze ontwikkelingen is dat de niveauplaatsing in leerjaar één van het voortgezet onderwijs in toenemende mate bepalend is voor de verdere schoolloopbaan en carrière van leerlingen. Hierdoor ontstaat een enorme druk op de niveauplaatsing bij de overgang van basis- naar voortgezet onderwijs.
Door de toegenomen scheiding tussen het algemeen vormend onderwijs en het beroepsonderwijs dreigt het vmbo een te vermijden ‘fuik’ te worden. Die positie doet beslist geen recht aan de sterke prestaties van het Nederlandse beroepsonderwijs in vergelijking met andere stelsels, zeker wanneer we kijken naar de arbeidsmarktkansen van afgestudeerden op mbo niveau-3 en -4.
M-woord
Een belangrijke vraag voor het Nederlandse onderwijs is hoe om te gaan met deze ontwikkeling. Lange tijd sloeg elk debat over selectie dood op dat ene beruchte m-woord. Maar naar een middenschool voor alle leerlingen zullen weinigen terugverlangen, noch is het de enige mogelijkheid om het stelsel meer flexibel en minder rigide in te richten. De onderzoeksresultaten laten zien dat er met niveaudifferentiatie op zich niks mis is, mits het op basis van objectieve criteria gebeurt en mits grensgevallen het voordeel van de twijfel krijgen en hoger geplaatst worden. Dat de centrale eindtoets in groep 8 niet of nauwelijks meer meetelt bij de niveauplaatsing in het voortgezet onderwijs, lijkt in dat opzicht geen gunstige ontwikkeling, ook omdat de vergelijking tussen onderwijsstelsels aantoont dat centrale eindtoetsen de kans op sociale ongelijkheid bij niveauselectie verkleinen.
In Nederland heerst een grote huiver om de inrichting van ons onderwijsstelsel ter discussie te stellen, zeker na de commissie-Dijsselbloem die in 2008 concludeerde dat de politiek te gemakzuchtig tot onderwijsvernieuwingen overging.
De nu gepresenteerde onderzoeksresultaten vormen dan ook geen oproep om rücksichtslos allerhande wijzigingen door te voeren. Wel geven de resultaten aanleiding tot een open debat over de inrichting van ons onderwijsstelsel. Het onderzoek laat zien dat die inrichting grote gevolgen heeft voor de schoolloopbanen van leerlingen. Als we alle leerlingen de kans wil geven hun talenten te ontplooien, mogen we dit debat niet uit de weg gaan.
Louise Elffers is universitair docent onderwijskunde aan de Universiteit van Amsterdam en lector beroepsonderwijs aan de Hogeschool van Amsterdam