- blad nr 18
- 14-11-2015
- auteur J. van Aken
- Redactioneel
Onderwijs in oorlogstijd
Haar naam is Sara. Ze is vijf jaar en gaat naar de kleuterschool, zoals alle kinderen van haar leeftijd. Alleen is de school van Sara in een fabriek die door de oorlog buiten gebruik is. Bart Vrolijk, hoofd onderwijs van Unicef in Syrië, schetst een wat naargeestig beeld van de situatie. “In dit industriële complex aan de snelweg buiten Homs woont ze samen met haar ouders en vele andere vluchtelingen.” Unicef heeft in het complex een kleuterschool opgezet. “Het bijzondere is dat Sara alleen maar aan het lachen was. Ik weet niet of ze geen idee heeft wat er gebeurt of dat het haar positieve aard is.”
Sara is een van de vele Syrische kinderen die door de burgeroorlog binnen eigen land gevlucht zijn. Door het conflict zijn 13,5 miljoen inwoners getroffen, waarvan meer dan 6 miljoen kinderen onder de achttien jaar noodhulp behoeven, volgens cijfers van de Verenigde Naties. Meer dan 2 miljoen kinderen zijn gestopt met school en 450 duizend kinderen lopen dat risico.
Onderwijskundige Vrolijk (59) benoemt neutraal de feiten tijdens het gesprek dat vanwege zijn volle agenda in een taxi plaatsvindt. Het zal Groningse nuchterheid of jarenlange ervaring als hulpverlener in crisissituaties zijn. Monter vertelt hij over zijn leven in Damascus, waar hij in een hotel woont en werkt. “’s Ochtends bespreken we eerst de veiligheidssituatie. Een enkele keer kan ik lopend de stad in, meestal gaan we met een gepantserde auto. Soms zijn er mortierinslagen en dan moeten we binnen blijven.”
In tijden van oorlog lijkt leren niet de hoogste prioriteit te hebben. Toch is het juist dan belangrijk te zorgen dat kinderen naar school kunnen, benadrukt Vrolijk. “Onderwijs biedt kinderen bescherming. Het geeft kinderen hun normale routine en dagindeling terug en dat helpt bij het omgaan met stress.” Kinderen die door oorlog met school stoppen, worden regelmatig aan het werk gezet om het gezinsinkomen aan te vullen. “Meisjes vanaf een jaar of dertien lopen het risico uitgehuwelijkt te worden, zodat de familie van haar man in haar onderhoud moet voorzien. Een ander gevaar is dat strijdende partijen ze als kindsoldaat inzetten en meisjes als seksslaaf misbruiken”, weet Vrolijk.
Unicef vindt het belangrijk dat tieners een vak leren of kunnen studeren. “Dan kunnen jongeren deelnemen aan de opbouw van het land na het conflict. We moeten voorkomen dat er een verloren generatie ontstaat.”
Zodra het mogelijk is om veilig onderwijs op te zetten, probeert Unicef kinderen weer naar school te krijgen. Onder meer door 1 miljoen rugzakken met schoolmaterialen als potloden, linialen, schriften en lesboeken te verspreiden. “Ouders proberen we te bereiken door onze back to learning-campagne via sms, posters, animatiefilmpjes op tv en jonge vrijwilligers die letterlijk van deur tot deur gaan om uit te leggen hoe belangrijk het is dat hun kinderen weer naar school gaan, ook in gebieden waar nu gestreden wordt.” Door de onveilige situatie is dat niet eenvoudig. Alleen al dit jaar kwamen tot augustus 568 leerlingen en 414 leraren om het leven en tot eind 2014 stierven in totaal 11 duizend kinderen door het conflict. “Niet alleen op school, ook tijdens schietpartijen onderweg”, zegt Vrolijk. Toch zien veel ouders het belang van onderwijs in, merkt hij. “Een vader met twee dochters die in oppositiegebied woont, ondernam een lange reis om de kinderen in overheidsgebied examen te laten doen. Dat is een risicovolle onderneming die ouders aangaan omdat ze onderwijs belangrijk vinden.”
De campagne heet bewust niet ‘terug naar school’ omdat een kwart van de 22.500 schoolgebouwen niet meer bruikbaar zijn. Unicef zet prefab noodlokalen neer waar mogelijk en biedt daarnaast zelfstudiemateriaal aan. Er zijn lesboeken voor Engels, rekenen, wiskunde, Arabisch en science. “Binnenkort zetten we ze ook op internet. In gebieden waar geen scholen zijn, kunnen mensen hier thuis, in de moskee, in de kerk of in het buurthuis mee aan de slag.”
Kindvriendelijk
Vaak is er een tekort aan leerkrachten omdat 52 duizend leraren, een kwart van het totaal, gevlucht zijn. In regio’s met vluchtelingen zitten vaak 50 tot 60 kinderen in een lokaal. Unicef traint leraren in het lesgeven aan grote groepen, omgaan met getraumatiseerde kinderen en in ‘kindvriendelijk’ onderwijs. “Bij kindvriendelijk onderwijs gaat het om pedagogisch-didactische vaardigheden. Leraren zijn geneigd frontaal les te geven, we laten ze zien hoe ze leerlingen bij de les kunnen betrekken.” Dit jaar wil de hulporganisatie een kleine 3 miljoen kinderen bereiken met noodhulp en leermiddelen. Vrolijk hoopt dat het gaat lukken. “We zien wel dat er meer kinderen naar school gaan. Maar als het conflict rond Aleppo intensiveert zullen meer ouders met hun kinderen vluchten.”
Nederlandse leraren en leerlingen kunnen hun solidariteit tonen met Syrische kinderen en leerkrachten, vindt Vrolijk. “Het is belangrijk dat leraren het verhaal van Syrische kinderen vertellen nu er zoveel vluchtelingen in Nederland zijn. Het zal niet makkelijk zijn, maar het is mogelijk om contact te leggen met scholen daar, Unicef kan daarbij helpen. Voor Syrische en Nederlandse kinderen zou het goed zijn om met elkaar in contact te komen om te horen hoe het met ze gaat en jongeren daar een stem te geven.”
In contact komen met een Syrische school? Mail info@unicef.nl