• blad nr 18
  • 14-11-2015
  • auteur J. van Aken 
  • Redactioneel

Geschiedenisdocent Jelmer Evers: 

‘Onderwijs niet klaar voor nieuwe curriculum’

Geschiedenisdocent Jelmer Evers is positief over
de plannen voor een nieuw curriculum. Zijn paradoxale oordeel: “Het advies is zo breed en algemeen, dat het leraren kansen biedt om zelf tot een uitgebalanceerd lesprogramma te komen. Alleen is de beroepsgroep nu niet in staat om deze kans te grijpen.”

Het onderwijs van de toekomst brengt Engels vanaf groep 1. Persoonsvorming, digitale vaardigheden en burgerschap gaan tot de basisvakken behoren. En een tweede vreemde taal wordt niet langer verplicht, volgens het advies van het Platform Onderwijs 2032. Jelmer Evers is optimistisch over het plan. Hij is geschiedenisdocent op Unic in Utrecht en medeauteur van Het alternatief II de ladder naar autonomie. “Het is eerder evolutionair dan revolutionair, het gevaar was dat het een soort 21e eeuwse vaardigheden curriculum zou worden. Alleen is het plan heel algemeen. Om dit goed neer te zetten, moet je het curriculum scherper uitwerken met handreikingen hoe je dit praktisch vormgeeft op scholen”, vindt hij.
Engels vanaf groep 1 noemt hij een midden en hogere klasse-speeltje. “Voor achterstandskinderen in wijken als Charlois in Rotterdam, Kanaleneiland in Utrecht en de Haagse Schilderswijk is Nederlands vaak al een vreemde taal, dan is een derde taal teveel gevraagd. Zij hebben er meer aan goed Nederlands te spreken en taalvaardig in hun tweede taal te zijn. Daarbij mogen scholen nu al een deel van de lessen in het Engels aanbieden.”
Meer heil ziet Evers in het loslaten van een verplichte tweede vreemde taal in het voortgezet onderwijs. “Zeker het havo-programma is vol, eigenlijk past wat we vragen niet in twee jaar. Daarom is het goed meer ruimte voor diepgang te creëren, maar we moeten wel zorgen dat leerlingen aan alle vakken gesnuffeld hebben.” Bang dat niemand meer Duits of Frans leert, is hij niet. “Leerlingen zullen talen blijven kiezen omdat ze een land of een taal leuk vinden of omdat ze er wat mee willen in hun vervolgopleiding of werk.”

Big data
Digitale vaardigheden komen nu onvoldoende tot hun recht in het onderwijs, denkt Evers. “Voor de bovenbouw moet je bepaalde ict-vaardigheden vastleggen. Met big data gebeurt momenteel veel, daar moet je basiskennis van hebben.” Aan burgerschap zouden scholen nu al aandacht moeten besteden. “Er staat niets in de weg om dat nu al te doen. En persoonsvorming gebeurt per definitie op scholen. Het gaat over hoe je je verhoudt tot anderen en op school doe je dat altijd. Hoe een school dat aanpakt, heeft te maken met het wereldbeeld en de pedagogisch visie.”
In het voorstel van het platform gaat de klassieke vakkenindeling op de schop voor een thematische werkwijze. Onder het motto ‘meer van minder’ worden vakken in drie domeinen gebundeld: natuur&technologie, taal&cultuur en mens&maatschappij, waar geschiedenis onder valt. Wat vindt Evers van de plannen voor zijn vak? “Het is goed om de vakken aardrijkskunde, geschiedenis, economie en maatschappijwetenschappen veel meer op elkaar af te stemmen. We werken al veel thematisch, maar ik hecht als geschiedenisdocent wel aan chronologie om gebeurtenissen in de tijd te kunnen plaatsen. Ook moeten we ervoor waken dat het geen eenheidsworst wordt. Het is waardevol kinderen te leren denken als historicus of sociaal wetenschapper en dat zijn echt andere manieren van denken.”
Zijn conclusie: “Het advies is zo breed en algemeen, dat het leraren kansen biedt om zelf tot een uitgebalanceerd curriculum te komen.” Alleen is het onderwijs niet klaar voor een dergelijke grootschalige hervorming, betogen Evers en medeauteur René Kneyber in Het alternatief II. “Het vraagt een heel andere manier van werken van leraren en daar zijn we als beroepsgroep nu niet toe in staat”, stelt Evers. Docenten hebben volgens hem meestal niet zo’n brede blik op onderwijs. “Ze zien zichzelf als vakdocent, geven les en dat is het. Leraren vormen zich te weinig een eigen mening en organiseren zich onvoldoende. Een doel is met Onderwijs 2032 actieve burgers te creëren, dat lukt niet als je geen actieve leraren als rolmodel voor leerlingen voor de klas hebt staan”, werpt Evers de knuppel in het hoenderhok. Om dat onmiddellijk te nuanceren: “Om een brede blik te ontwikkelen en het curriculum naar je hand te zetten, heb je tijd en geld nodig en dat is er nu te weinig. Daarom zouden docenten maximaal twintig uur per week les moeten geven.”
Hij denkt dat een brede blik, leiderschap en zelfbewustzijn van leraren snel op te bouwen is via netwerken van leraren bij de Onderwijscoöperatie. “Zij kunnen een online platform creëren waar leraren discussiëren, onderzoeksresultaten bespreken, artikelen lezen en schrijven om zo via een open debat om de vijf, zes jaar het curriculum te vernieuwen. Natuurlijk zal het nog steeds een voorhoede zijn van 10 á 15 procent van de docenten die zich daarmee bezighoudt, maar die werken binnen lerarenteams en zo landt het op scholen”, verwacht Evers. Op die manier kan iedere school zelf kiezen hoe ze het curriculum willen uitvoeren. “Sommige scholen experimenteren al met leraren die samen met de schoolleider beslissingen nemen. Bij Unic bouwen we als leraren samen aan het curriculum.”
Dan komen Evers’ kinderen vragen wanneer ze de stad ingaan om de beloofde kinderboeken te kopen. “Daar draait Onderwijs 2032 om: het bieden van gelijke kansen in de maatschappij. Mijn kinderen en die in Kanaleneiland en de Schilderswijk horen dezelfde kansen te krijgen als ik heb gehad en dat is nu niet vanzelfsprekend. Het ernstige is dat veel leraren zich daar niet druk over maken, het is de uitdaging hen dat in te laten zien.”

Rene Kneyber, Jelmer Evers, Het Alternatief II De ladder naar autonomie, Uitgeverij Phronese, ISBN 9789490120115, € 24,99

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.