- blad nr 14
- 19-9-2015
- auteur J. van Aken
- Redactioneel
Taalontwikkelingsstoornis is onzichtbare handicap
Orcun (11 jaar) -kortgeknipt zwart haar, blauw T-shirt met ‘Enjoy’ erop- is een rustige jongen die zachtjes praat. Hij is een tikkeltje verlegen, verder is er op het oog niets met hem aan de hand. “Dat is precies wat een taalontwikkelingsstoornis zo ingewikkeld maakt, het is een onzichtbare handicap”, vertelt Marlies Graveland, ambulant begeleider bij Kentalis. Door de taalontwikkelingsstoornis heeft Orcun veel moeite met praten en het begrijpen van taal, waardoor ook lezen en schrijven lastig gaan. Dat blijkt zodra de groep 6-leerling van de Parkschool in Utrecht voorleest. “In Dalf…sen is het groo…tste graf…veld van Eur…opa ge…vonden, een un…ieke vond…st”, leest Orcun langzaam, haperend en binnensmonds voor.
Graveland oefent met hem Nieuwsbegrip, begrijpend lezen aan de hand van een actuele tekst, in dit geval over een bijzondere archeologische ontdekking. “Weet je waar het over gaat”, vraagt ze. De jongen valt stil. Wat is uniek? “Dat betekent bijzonder”, weet Orcun. En unieke vondst? “Oh, dat er bijzondere dingen gevonden zijn”, begrijpt hij. Wat Graveland doet heet pre-teaching. “Als we de tekst niet voorbereiden door samen moeilijke woorden te verklaren, dan kan hij in de klas niet meedoen met Nieuwsbegrip omdat het hem ver boven de pet gaat.”
Een taalontwikkelingsstoornis (tos) is een neurologische aandoening. “Er gaat iets mis in het brein, maar de precieze oorzaak is onbekend”, vertelt professor Ellen Gerrits, hoogleraar logopediewetenschap en lector logopedie in Utrecht. Kinderen met de stoornis hebben een normale intelligentie en algemene ontwikkeling. “Alleen hun taalontwikkeling blijft achter, waardoor ze veel moeite met taal hebben.” Jonge kinderen praten weinig, zijn moeilijk verstaanbaar en kennen minder woorden dan leeftijdgenoten. Oudere kinderen praten in kromme zinnen, gebruiken verkeerde werkwoorden en hebben moeite het goede woord te vinden. “Daardoor gaan deze kinderen minder snel een gesprek aan en begrijpen ze anderen soms verkeerd”, vertelt Gerrits.
Een misverstand is dat het hetzelfde is als een taalachterstand van kinderen in de voor- en vroegschoolse educatie. “Vve-kinderen hebben vaak een andere moedertaal en horen simpelweg niet genoeg Nederlands om de taal te leren. Voor een taalontwikkelingsstoornis geldt dat deze kinderen wel een goed taalaanbod hebben gehad; het ligt dus niet aan de ouders. Tweetalige tos-kinderen spreken beide talen slecht”, legt Gerrits uit. Dat lijkt voor Orcun ook te gelden, al vindt hij zelf dat hij beter is in Turks. “In het Nederlands vind ik de woorden moeilijk”, verklaart hij.
Ambulant begeleider Graveland vraagt Orcun moeilijke woorden in de Nieuwsbegrip-tekst geel te maken. Orcun markeert ‘voorraadpotten’, ‘onthullen’, ‘hunebedden’ en ‘trechterbeker’. Een deel van de woorden hebben ze tijdens het lezen al besproken. “Kinderen moeten normaal gesproken een woord zeven keer horen om het te kennen, met tos is dat twintig keer. Je moet tos-leerlingen echt onderdompelen in taal”, verklaart Graveland.
Woordenschat
Een deel van de kinderen met een taalontwikkelingsstoornis blijft met extra begeleiding in het regulier onderwijs, een deel gaat naar het speciaal onderwijs. Door passend onderwijs zullen meer kinderen in het regulier onderwijs blijven en doorstromen vanuit het speciaal onderwijs, voorzien Gerrits en Graveland. “Scholen zeiden voorheen bij een tos-leerling al snel: Dat kunnen we niet, hij moet naar het speciaal onderwijs”, weet Graveland. “Door de zorgplicht kijken scholen veel beter naar de onderwijsbehoefte van de leerling”, merkt Gerrits.
Er zijn drie arrangementen die jaarlijks vastgesteld worden: licht en medium voor ambulante begeleiding, en intensief voor speciaal onderwijs. Orcun heeft een medium arrangement en krijgt wekelijks drie kwartier begeleiding van Graveland en daarnaast hulp van de remedial teacher en een logopedist. “Voorheen kreeg een kind met tos voor drie, vier jaar een rugzakje en moest je maar zien hoe je hem het beste hielp. Nu stellen we heel concrete doelen. Voor Orcun is dat onder meer het vergroten van zijn woordenschat en verbeteren van zijn leessnelheid”, vertelt zijn ambulant begeleider. Om zijn leessnelheid te verhogen, lezen ze samen een stuk van het artikel over de archeologische vondst. En dat werkt.
Faalangstig
Taalontwikkelingsstoornissen zijn vrij onbekend, terwijl ze met 7 procent meer voorkomen dan adhd (5 procent) en autisme (1 procent). Het betekent dat in elke klas gemiddeld twee tos-leerlingen zitten. De onbekendheid draagt eraan bij dat slechts een op de vijf kinderen met tos gesignaleerd is. “Omdat de stoornis niet zichtbaar is, wordt gedacht dat een kind gewoon niet zo goed in taal is”, weet Graveland.
Taalontwikkelingsstoornissen vroegtijdig herkennen is juist belangrijk om te voorkomen dat een kind gefrustreerd raakt. “Als je niet kunt aangeven wat je wilt en anderen niet begrijpt, leidt dat tot problemen in de emotionele ontwikkeling en het gedrag. Kinderen kunnen faalangstig raken, of worden uit frustratie driftig en gaan slaan. Vaak denken mensen dan dat het een kind met gedragsproblemen is, waardoor nog moeilijker te achterhalen valt dat het om een tos gaat”, ziet Gerrits.
Het probleem is volgens de hoogleraar dat er geen systematische taalscreening van kinderen op consultatiebureaus is en logopedie op scholen is wegbezuinigd. “In regio’s waar jeugdartsen wel screenen, worden meer tos-kinderen doorverwezen.” Gerrits pleit er daarom voor om kinderen rond hun tweede jaar standaard te testen. “Als extra vangnet kunnen logopedisten aan leerkrachten weer voorlichting en vragenlijsten over tos geven en een kind beoordelen bij twijfels over de taalvaardigheid.”
Een taalontwikkelingsstoornis is een beperking waar je je hele leven last van houdt. Studeren zit er niet in, want hoger onderwijs bestaat vrijwel alleen uit talige instructie, zegt Gerrits. “De meeste leerlingen met tos gaan naar het (v)mbo, al lopen ze er daar ook tegenaan dat er steeds minder praktijkgericht onderwijs is en steeds meer theorie uit boeken geleerd moet worden.” Graveland: “Oplossen kun je het niet, wel ermee leren omgaan.” En dat is heel belangrijk voor Orcun. “Het is fijn om met juf Marlies te oefenen, dan weet ik de woorden beter in mijn hoofd. Het gaat dan beter in de klas.”
{kader 1}
Herken de taalontwikkelingsstoornis
Taalvaardigheid
Blijft de taalontwikkeling achter bij leerlingen met een normale intelligentie en algemene ontwikkeling, dan kan dat een signaal zijn. Kinderen met tos zijn vaak moeilijk verstaanbaar, kennen weinig woorden en lassen lange denkpauzes in. Hun verhalen zijn vaak warrig. Ze laten woorden in zinnen weg, hebben moeite werkwoorden te vervoegen en te begrijpen wat de leerkracht bedoelt.
Stil of juist extravert
Als spreken niet goed lukt, zal een kind dat proberen te vermijden. Die stille leerling die bijna niks zegt in de klas kan een tos hebben. Of kinderen hangen juist de clown uit door te doen alsof ze de instructie aan hun laars lappen, om zo te maskeren dat ze het niet begrijpen.
Concentratieproblemen
Het is een dromer of juist een druk kind, wordt vaak over tos-leerlingen gezegd. Ze zijn echter niet afgeleid: als je iets niet goed begrijpt, is het moeilijk om je te concentreren.
{kader 2}
Help leerlingen
Visueel
Ondersteun je verhaal met een afbeelding of filmpje. Kinderen met een tos zijn vaak visueel ingesteld. Praat duidelijk en met expressie. Juist kinderen met tos kunnen veel aflezen aan mimiek en gebaren.
Begrepen
Herhaal als leerkracht je zinnen een keer en knip lange zinnen op. Check extra of de opdracht duidelijk is.
Veilige omgeving
Andere kinderen zeggen soms keihard: jij mag niet meedoen met het spelletje, want je snapt het toch niet. Om te voorkomen dat tos-leerlingen gepest worden, is het belangrijk dat de rest van de groep begrijpt wat er met hun klasgenoot aan de hand is.