• blad nr 14
  • 19-9-2015
  • auteur . Overige 
  • Redactioneel

De toekomst van het hoogbegaafdenonderwijs 

Voorbij Leonardo

Met het faillissement van de Leonardo Stichting is er een einde gekomen aan het hoogbegaafdenonderwijs als elitair concept. Wat kunnen we leren van het einde van Leonardo? En hoe gaan we verder met het hoogbegaafdenonderwijs?

Tekst Mandy Pijl Beeld Len Munnik

Niet iedereen staat te popelen om de vraag te beantwoorden wat er misging bij de vorig jaar failliet verklaarde Leonardo Stichting. Men wil niet met modder gooien en richt de blik liever op de toekomst. “En eerlijk is eerlijk, vooraf hadden we nooit gedacht dat het concept nog zo lang zou bestaan”, zegt voorzitter Laetitia Hooft van het Landelijk Informatie Centrum Hoogbegaafdheid (LICH).
Om hoogbegaafde leerlingen beter onderwijs te kunnen bieden, richtte oud-schooldirecteur Jan Hendrickx uit Venlo in 2007 de Leonardo Stichting op. Veel hoogbegaafde leerlingen hadden problemen in het reguliere onderwijs. Vaak was er sprake van onderpresteren. Scholen waren niet in staat hoogbegaafdheid te herkennen, dan wel erop in te spelen.
Op de Leonardo-scholen, waar kinderen met een IQ vanaf 130 welkom waren, zou onderwijs worden geboden dat wel op hun leerbehoefte aansloot. Na een paar jaar waren er in het primair onderwijs ongeveer zestig Leonardo-scholen, reguliere scholen met een aparte klas voor hoogbegaafden. In het voortgezet onderwijs waren dat er elf. Op het lesprogramma stonden vakken als informatica, filosofie en Spaans, maar ook denksporten als dammen en schaken. En er waren lessen in sociale vaardigheden.
“Leonardo voorzag in een gat: het gaf hoogbegaafden de kans om met gelijkgestemden om te gaan, om samen te werken en te sparren met kinderen met ongeveer hetzelfde intelligentie- en kennisniveau”, zegt Nora Steenbergen, onderwijskundige en projectleider bij het Informatiepunt Onderwijs & Talentontwikkeling van het Nationaal Expertisecentrum Leerplanontwikkeling SLO.
Voor dat onderwijs met gelijkgestemden betaalden zowel scholen als ouders een bijdrage aan de Leonardo Stichting. Scholen betaalden jaarlijks een contributie van 5000 euro, een bedrag waarvoor ze niet kregen wat hen was beloofd. Dat is in ieder geval het geluid dat Steenbergen bereikte. “Scholen verwachtten meer begeleiding en advies van de stichting dan zij kregen. Hierdoor moest er meer zelf uitgezocht worden en dat leidde ook tot teleurstellingen bij ouders.”
Maar er was meer aan de hand. Een artikel uit NRC Handelsblad van vorig jaar schetst een beeld van ‘ruzie en schulden’, na de aanstelling van een nieuwe directeur in 2009. Er zou sprake zijn van financieel wanbeleid waarbij ouders en scholen voor lesmateriaal en een onderwijsprogramma betaalden die niet werden geleverd.
“Uiteindelijk kun je zeggen dat het Leonardo-onderwijs te veel een concept is geweest en dat de stichting te weinig naar de feedback van scholen heeft geluisterd”, zegt Tijl Koenderink, voormalig Leonardo-bestuurslid, vakleerkracht Leren Leren en Leren Ondernemen op de Leonardoschool Venlo en begeleider van de eerste Leonardo-scholen. “Scholen hadden zinnige vragen over hun dagelijkse onderwijspraktijk waar ze geen antwoord op kregen.”
“Leonardo was op een bepaalde manier een eliteconcept. Het ging uit van de hoogbegaafde leerling die goed in zijn vel zit en uitdaging vindt in vakken als Spaans en ict. In werkelijkheid gaat dat op voor een deel van alle hoogbegaafden, vaak het deel waar het al goed mee gaat.”
Leonardo ging volgens Koenderink voorbij aan andere hoogbegaafde leerlingen, zoals de kinderen die niet hebben geleerd te leren. “Alles is ze altijd aan komen waaien, waardoor ze bijvoorbeeld niet hebben leren automatiseren.” In dat begeleiden van het leren leren voorzag de methode van Leonardo niet. Ook voor kinderen die ervan overtuigd waren dat ze gewoonweg niet konden leren automatiseren, leerlingen met een fixed mindset, was geen gerichte hulp. Passend onderwijs, daar ontbrak het aan. Niet in de laatste plaats voor hoogbegaafde leerlingen met autisme of adhd. “Feitelijk is dat een kleine groep, maar als je een paar van die kinderen in je klas hebt, kan dat ontregelend werken”, weet Koenderink. “Tussen ouders leidde het tot discussie: betaalden ze nu voor een school die begeleiding bood bij gedragsproblemen of moest het geld maar gewoon naar Spaanse les en ict gaan?”

Onvrede
Uit onvrede over soms ook de strikte voorwaarden, zoals de voorgeschreven methode en het gebruik van specifiek Apple-computers, namen in de loop der jaren verschillende scholen afscheid van het Leonardo-onderwijs. Zoals de Kloostertuin in Assen. “De beloofde ondersteuning is er niet geweest”, zegt Ger de Vos, bestuurslid van de Christelijke Onderwijsgroep (COG) Drenthe waartoe de Kloostertuin behoort. Met schoolbesturen uit onder meer Dronten en Utrecht nam COG het initiatief om een vereniging voor schoolbesturen te vormen die zich samen inzetten voor hoogbegaafdenonderwijs.
“Overal zoeken besturen naar hoe ze het onderwijs moeten vormgeven. Door samenwerking willen we voorkomen dat iedereen langs elkaar heen werkt en eigen leersystemen ontwikkelt”, vertelt De Vos. “Het is de bedoeling om kennis uit te wisselen en elkaar de weg te wijzen.”
En dat kan het onderwijs volgens De Vos goed gebruiken. Het zou nog niet in staat zijn hoogbegaafde kinderen in reguliere klassen te geven wat ze nodig hebben. “Aparte klassen zouden niet nodig moeten zijn”, beaamt hij. “Maar de kennis in het veld ontbreekt. Op pabo’s is veel aandacht voor de leerproblematiek van kinderen aan de onderkant, niet voor hoogbegaafdheid.”
Voorzitter Hooft van LICH bestrijdt dat hoogbegaafde leerlingen voorlopig beter af zijn in aparte klassen. “Als hoogbegaafdheid op tijd wordt herkend en een kind vanaf groep 2 of 3 een groep mag versnellen, kan een leerkracht het prima aan. Laten we wel wezen, dit zijn kinderen die anders denken en versneld leren, punt. Speciale methodes zijn er en zijn prima te gebruiken in reguliere groepen. Het is juist belangrijk dat deze kinderen leren andere intelligentieniveaus te begrijpen, ermee om te gaan. Dat zijn waardevolle ervaringen die ze nodig hebben als ze later aan de slag gaan als bijvoorbeeld leidinggevende in het bedrijfsleven.”
Een plusklas waar leerlingen een keer per week gelijken ontmoeten aan wie ze zich kunnen spiegelen, vindt Hooft wel belangrijk. Evenals aandacht voor de emotionele ontwikkeling. “Dat geeft ze de basis om op te groeien tot stabiele mensen die hun talenten kunnen inzetten.”

Versnippering
Hooft heeft bewondering voor de energie die de schoolbesturen in hun nieuwe vereniging steken, maar uit angst voor versnippering hoopt ze dat er niet nog meer van dergelijke initiatieven komen. “Naar hoogbegaafdheid is veel onderzoek gedaan en daaruit komt helder naar voren dat deze kinderen baat hebben bij versnellen, liefst al in groep 2 of 3. En dat ze vervolgens een verrijkende methode nodig hebben die ze leert structureren, plannen en organiseren. Op dat gebied is er echt goed aanbod.”
Koenderink is het met Hooft eens dat het streven niet moet zijn om zoveel mogelijk leerlingen in aparte hoogbegaafdenklassen te krijgen. “De realiteit is echter dat leerkrachten in reguliere klassen nog dertig andere leerlingen met eigen behoeften hebben. Als je je bedenkt dat het voor de ontwikkeling van leerlingen belangrijk is dat ze de reguliere stof op school in minder dan 20 procent van de tijd afhebben dan is het, zeker in een heterogene groep, veel gevraagd van de leerkracht om voor de andere 80 procent te zorgen, week na week. In een plusklas, of juist een aparte klas met getalenteerde leerlingen, kunnen kinderen dan beter af zijn.”
Koenderink richtte Novilo op dat basisscholen en middelbare scholen begeleidt bij het geven van onderwijs aan getalenteerde en hoogbegaafde leerlingen. Novilo kocht de merknaam Leonardo en heeft inmiddels verschillende Leonardo-scholen aan zich weten te binden, zoals de Kloostertuin. “Met de scholen kijken we wat nodig is om ook deze kinderen passend onderwijs te bieden. Sommige kiezen ervoor zich Leonardo-school te noemen, maar elke school geeft het onderwijs op eigen manier vorm.”
“De Leonardo-scholen hebben een golf teweeggebracht”, zegt Steenbergen. “De tijd was rijp om in te grijpen, er moest iets gebeuren voor hoogbegaafde leerlingen en die beweging zet zich nu voort. Wat we geleerd hebben is durven actie te ondernemen.” Gevolg is dat hoogbegaafdheid op veel plekken niet meer als een luxeprobleem wordt gezien. Al is er nog veel werk te doen, meent Koenderink.
“De politiek is doordrongen van de noodzaak voor passend onderwijs voor ook deze kinderen. De keuze hoe passend onderwijs in te richten is sinds de decentralisatie echter een keuze van de afzonderlijke samenwerkingsverbanden. Sommige hebben oog voor hoogbegaafden, andere zeggen glashard dat hoogbegaafdheid op hun scholen niet voorkomt. Dramatisch, als je bedenkt dat er nog altijd kinderen zijn die depressief of zelfs suïcidaal zijn omdat er geen onderwijs op maat is. Zij voelen zich niet begrepen.”

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.