- blad nr 10
- 20-5-2000
- auteur R. Voorwinden
- Redactioneel
Programma¹s Kaleidoscoop en Piramide onder de loep
Effect voorschoolse educatie nog besheiden
Er wordt verwacht dat vroege educatie kan helpen bij het bestrijden van onderwijsachterstanden. Wereldwijde ervaringen laten echter zien dat dat geen onbetwistbaar succes is. Op korte termijn worden positieve resultaten gevonden, maar die doven meestal binnen twee jaar uit.¹
Deze waarschuwende woorden komen van de onderzoekers van het SCO-Kohnstamm-instituut, voorafgaand aan hun evaluatie van Kaleidoscoop en Piramide, twee programma¹s voor vroege educatie die de afgelopen jaren in Nederland zijn uitgeprobeerd. De programma¹s zijn bedoeld voor de eerste twee klassen van het basisonderwijs en - cruciaal - voor de peuterspeelzalen. Want bij het bestrijden van achterstanden is het zaak om er zo vroeg mogelijk bij te zijn.
Buiten dat gemeenschappelijke principe verschillen Kaleidoscoop en Piramide behoorlijk. Kaleidoscoop is overgewaaid uit Engeland en Amerika, waar het HighScope heet. Het programma draait om het zogenoemde Œbegeleid spelen¹ van kinderen. In peuterdagverblijven en basisscholen worden lokalen ingericht met activiteitenhoeken waar kinderen zelf aan de slag gaan met verf of klei. De kinderen vertellen vooraf in de kring wat ze willen gaan doen en aan het eind wat het resultaat is.
Piramide, dat ontwikkeld is door het Nederlandse Cito, is wat schoolser van opzet. Dit programma kent methoden, boekjes en werkbladen, waarmee kinderen bijvoorbeeld de basiskleuren leren en met behulp van rijmspelletjes wennen aan de principes van de taal.
De programma¹s zijn in 1996 als proef ingevoerd in achttien scholen (twaalf scholen kozen Piramide, zes Kaleidoscoop). Het experiment wordt begeleid door het SCO-Kohnstamm-instituut. Inmiddels hebben al meer scholen de programma¹s ontdekt en er volgen er nog meer als de plannen van staatssecretaris Adelmund doorgaan. Zij heeft het kabinet immers om 120 miljoen gulden gevraagd teneinde programma¹s als Piramide en Kaleidoscoop breed in te voeren op achterstandsscholen.
Dat geld is ook wel nodig. Niet alleen voor de aanschaf van methoden en voor de inrichting van de Œhoeken¹, de programma¹s zijn ook erg arbeidsintensief. Volgens het SCO-Kohnstamm-instituut is er gemiddeld een halve extra leidster per peutergroep nodig. Verder zullen kinderen voor de continuïteit van de programma¹s vier dagdelen per week op de peuterspeelzaal moeten zijn. Het gemiddelde bedraagt nu twee dagdelen, dus moet de capaciteit van de peuterspeelzalen behoorlijk worden uitgebreid.
Volgens de Vereniging van Nederlandse gemeenten is die 120 miljoen gulden dan ook niet meer dan een basisbedrag. De consultants van PricewaterhouseCoopers rekenden vorig jaar voor de VNG uit dat uitbreiding van de capaciteit van de speelzalen 95 miljoen zal kosten. Verder vergt invoering van de programma¹s een Œprofessionaliseringsslag¹ van het peuterspeelzaalwerk, en ook dat is niet gratis. ŒUit de huidige bekostiging kan weinig meer worden betaald dan een beperkt salaris voor een leidster¹, schrijft de VNG. Voor dat bedrag kan er Œgeen sprake zijn van deelname aan ontwikkelingsprogramma¹s en deskundigheidsbevordering¹. Professioneel uitgevoerd peuterspeelzaalwerk kost volgens de VNG nog eens 342 miljoen extra.
Kwestie van smaak
Geld alleen is niet genoeg. Er moet ook voldoende personeel voorhanden zijn om de nieuwe programma¹s uit te voeren. ³De scholen die aan het experiment meedoen, roeien al met de riemen die ze hebben², zegt onderzoeker Annemiek Veen van het SCO-Kohnstamm-instituut. ³Het tekort aan leraren en kleuterleidsters is een groot probleem.²
De peuterspeelzalen staan, ondanks het geschipper met geld en personeel, erg open voor de invoering van Piramide en Kaleidoscoop, zo heeft Veen gemerkt. ³Kleuterleidsters kunnen nu eindelijk gaan werken volgens een bepaalde structuur en methode. Want voor het peuteronderwijs was er eigenlijk niets. De leidsters zaten met de handen in het haar omdat ze toch graag iets wilden doen aan achterstandsbestrijding.² Die leidsters moeten echter wel eerst getraind worden in het omgaan met de nieuwe programma¹s, en dat is nog niet zo makkelijk. Veen: ³Daar ben je driekwart jaar, zo niet één jaar mee bezig.² Weliswaar niet fulltime, maar toch.
In het basisonderwijs staat men vaak wat gereserveerder tegenover Kaleidoscoop en Piramide. Niet alle leerkrachten in de laagste twee groepen waren bereid hun methoden overboord te zetten om de nieuwe programma¹s te gebruiken, zo zegt Veen. ³Sommigen wilden niet omschakelen omdat ze hun programma¹s goed vonden.²
Als een school of peuterspeelzaal echter eenmaal heeft besloten om een van de nieuwe programma¹s te gaan gebruiken, is de keuze tussen Kaleidoscoop en Piramide vooral een kwestie van smaak. ³Het is niet te zeggen welke methode beter is², oordeelt Veen. ³Ze hebben beide hun voor- en nadelen.²
Een nadeel van Kaleidoscoop is bijvoorbeeld dat werken met het bijbehorende Child observation record een kunst op zich is. ³Je moet als leidster alles opschrijven wat je ziet², weet Veen, die zelf met Kaleidoscoop heeft gewerkt. ³Als een kind bijvoorbeeld op een klimrek klimt en Œhoog¹ roept, dan zegt dat klimmen iets over zijn motorische ontwikkeling en geeft zijn uitroep aan dat hij het verschil tussen hoog en laag kent. Als leidster schrijf je die beide dingen op: het ene in de kolom van het Œmotorische domein¹, het andere in het domein van de taalontwikkeling.²
Beter contact
Op die manier is een kleuterleidster voortdurend bezig met het verzamelen van informatie. ³Als je het goed beheerst is het erg leuk en levert het een schat aan informatie op. Je praat dan ook opeens op een heel andere manier met collega¹s en ouders. Je hebt het niet meer over dat leuke jurkje dat het kind aanhad, maar over het feit dat zij nu al vier woorden achter elkaar zegt terwijl dat er vorige week nog maar drie waren. Maar het duurt een tijd voordat je je die nieuwe manier van werken eigen hebt gemaakt.²
Een voordeel van Kaleidoscoop is, volgens de onderzoekers, wel dat dit programma wat kindvriendelijker is dan Piramide. Het sluit meer aan bij het natuurlijke proces van spelen. Daartegenover staat dat de cognitieve prestaties niet duidelijk worden getoetst, zodat volgens de onderzoekers Œhet risico bestaat dat in groepen met achterstandskinderen de normen en verwachtingen onbewust worden verlaagd¹.
Bij Piramide worden de prestaties van de kinderen wèl twee keer per jaar getoetst. Veen: ³Je hebt bij Piramide sneller informatie over de cognitieve vaardigheden van kinderen dan bij Kaleidoscoop. In de praktijk zie je daarom soms dat Kaleidoscoopscholen de toetsen van Piramide gebruiken.²
Een - onbedoeld - nadeel van Piramide is echter dat de kinderen in de eerste twee klassen van de basisschool een tutor moeten hebben: een soort remedial teacher. En dat komt er vaak niet van omdat de tutors hun handen vol hebben aan ziektevervanging.
Maar wat leveren de beide programma¹s nu eigenlijk voor resultaten op? Een duidelijk positief effect van Kaleidoscoop en Piramide is volgens Veen dat ze het contact tussen peuterspeelzaal en het basisonderwijs verbeteren. ³Dat contact wordt door de programma¹s in feite afgedwongen. Leraren en kleuterleidsters volgen samen trainingen en de resultaten van de Piramidetoetsen moeten worden overgedragen.²
De overige effecten, zo vonden de onderzoekers, zijn echter bescheiden en wisselend¹. De kinderen die Piramide of Kaleidoscoop hebben gevolgd, scoren wat beter op taal- en cognitieve toetsen dan de kinderen uit de controlegroepen. Dat effect - zij het vaak bescheiden - is het sterkste als de kinderen het basisonderwijs instromen. Daarna ebt het langzaam weg. Veen: ³We vinden later nog steeds een voorsprong, maar deze neemt wel af.² Dat zou volgens haar kunnen betekenen dat de speciale aanpak voor de achterstandsleerlingen ook na groep twee zou moeten worden voortgezet.
Als de resultaten zo bescheiden zijn is het echter de vraag of het sop de kool wel waard is. ³Ja², vindt Veen. ³De effecten zijn niet groot, maar ze zijn er wel degelijk. En we hebben nu A gezegd, laten we dan ook B zeggen en de knelpunten in Piramide en Kaleidoscoop proberen te overwinnen. Bovendien, los van de effecten is het voor kleuterleidsters en leerkrachten gewoon heel leuk om met die methoden te werken.²