- blad nr 11
- 6-6-2015
- auteur T. van Haperen
- Opinie
Ongemotiveerde bankhanger presteert uitstekend
De inspectie constateert in de onderwijsverslagen van de laatste jaren een gebrek aan motivatie onder Nederlandse scholieren. Leerlingen zijn in de les vaak met andere zaken bezig, ervaren het recht op onderwijs als een plicht en leren alleen voor het punt. Belangstelling, laat staan verwondering, het komt in de klassen amper voor.
Ook leraren ervaren dat probleem. In de onderbouw van het voortgezet onderwijs zegt 40 procent niet in staat te zijn een klas te enthousiasmeren. Nu horen gebrek aan motivatie en school over de gehele wereld bij elkaar, maar volgens de inspectie zijn Nederlandse leerlingen minder gemotiveerd dan hun buitenlandse leeftijdgenoten.
De inspectie zet hiermee een dramatisch beeld uit. Maar datzelfde beeld is ook een beetje vaag. Want motivatie is een containerbegrip. Daar past veel in. Puberale weltschmerz, slechte lessen, een weinig eisende schoolcultuur. Kortom, waar gaat dit over? En vooral, welke gegevens liggen ten grondslag aan deze treurigheid?
De vergelijking met het buitenland rust op een Pisa-onderzoek. Daarin kijkt de Oeso, de organisatie voor Economische samenwerking en ontwikkeling, naar betrokkenheid op school en motivatie voor wiskunde. Nederlandse leerlingen scoren slecht op openness to problem solving en mathematics self efficacy. Een internationaal onderzoek van de Radboud Universiteit uit 2011 naar reken- en leesplezier in groep 6 van de basisschool wijst in een zelfde richting. Daaruit volgt de conclusie dat de Nederlandse leerling zowel op intrinsieke motivatie (interesse en plezier in de leerstof) als op instrumentale motivatie (leren voor een bepaald doel) laag scoort in vergelijking met andere landen. De lage betrokkenheid bij de lessen is een observatie van inspecteurs, gedaan tijdens lesbezoeken.
Luie donders
De bewijslast voor een internationaal lage motivatie van de Nederlandse leerling oogt met twee onderzoeken, bij verschillende populaties, wat mager. Vooral omdat uit ander onderzoek blijkt dat die luie donders met hun zesjesmentaliteit uitstekend presteren. Dezelfde Oeso testte in 76 landen het niveau van wiskunde en natuurkunde. Nederland staat op de negende plaats. De toppers zijn vooral Aziatisch. Om ons heen doet iedereen het slechter.
Niks aan de hand dus? Misschien toch wel. Vanwege de observaties van de inspecteurs. De geconstateerde lage betrokkenheid bij de lessen. De activiteit van leerlingen, met plezier hard werken, kan inderdaad beter. Ook ik zie tijdens lesobservaties een erg ontspannen stemming met een fixatie op het goede antwoord op vragen in het leerboek. De zin van de taak, waarom het antwoord goed is, komt minder aan de orde. De aandacht bij klassikale uitleg is redelijk, maar het zelf werken oogt ongericht en onrustig. Zaken die motivatie bevorderen als directe feedback, georganiseerde succeservaringen en geacteerd enthousiasme over een lesonderwerp ontbreken nog wel eens.
We weten wat werkt in een klas, dat is ook beschreven, maar de zichtbaarheid daarvan in de praktijk mag best wat meer. Lessen zijn te vaak methodegebonden en saai. En zo raar is dat niet. Het beroep leraar is de laatste decennia gedesintegreerd. De verschillen in opleidingsniveau, ervaring en opvattingen zijn groter dan ooit. Daardoor ontbreekt een breed gedragen beeld van een goede les. Opgelegde veranderingen van buitenaf trekken het beroep verder uit elkaar. Eind jaren negentig adviseerde de overheid om maar te stoppen met lesgeven. Begeleiden was het toverwoord. Toen dat studiehuis niet bleek te werken, gingen we terug naar, ja, naar wat eigenlijk? En als de inspectie vindt dat de discrepanties tussen school- en eindexamenresultaten te groot zijn, volgt de inrichting van een testcultuur met toelatingseisen, strenge overgangsnormen en proefwerkweken. Omdat leraren volgens hun leiding niet valide en betrouwbaar toetsen, koopt de school het programma rtti in. Dat pakket zal ze leren toetsvragen op verschillende kennisniveaus formuleren.
Rommelig
Visualiseer een denkbeeldige vijftienjarige. Na de zomer begint hij in 4-havo. De Amerikaanse onderzoeker Jere Brophy stelt dat zijn motivatie voor leren op school gelijk is aan het product van value en expectancy. Het geleerde heeft betekenis. Hij verwacht de leertaak te kunnen uitvoeren. De vijftienjarige krijgt vanaf de eerste dag na de zomervakantie les in veel vakken met heel veel begrippen die hij maar moeilijk herkent in zijn leefwereld. Hij moet ook het een en ander zelf doen. In een rommelige leeromgeving. Tussentijdse evaluatie en feedback zijn zeldzaam. Na acht weken volgen de eerste schoolexamens. De opgaven zien er heel anders uit dan wat hij geoefend heeft. Daar scoort hij gegarandeerd een aantal onvoldoendes. Hij heeft geen idee waar de leerstof over gaat. Ervaart geen succes. Value x expectancy = 0. Vanaf oktober hangt hij als een vuilniszak in de banken.
Leraren kunnen beter presteren met simpele ambachtelijke interventies op urgentie van leerstof, intensiviteit van lessen, betekenis van vakbegrippen en controle op het geleerde. Dat zal de motivatie van leerlingen verhogen. Want het leren ervaren, doet leren. Maar dat vereist wel ruimte. In de vorm van zeggenschap over leeromgeving, lesmateriaal en toetsing. Want ook voor de motivatie van leraren geldt: de inspanning moet van waarde zijn en een kans van slagen hebben.
Met dank aan Lindy Wijsman, onderwijsonderzoeker bij het Iclon, Universiteit Leiden
Ton van Haperen is leraar economie, lerarenopleider, publicist, columnist voor het Onderwijsblad en methodemaker