- blad nr 11
- 6-6-2015
- auteur . Overige
- Redactioneel
Antroposofisch onderwijs groeit
Vrij, maar niet vrijblijvend
Tekst Richard Hassink
Op deze maandagochtend, iets over achten, staan de leerkrachten van Vrije School Utrecht rond de vergadertafel in de lerarenkamer. Na wat mededelingen leest een van de leerkrachten een spreuk van antroposoof Rudolf Steiner voor. Tot besluit pakt iedereen de hand van zijn buurman vast en wenst elkaar een ‘goede dag’, alsof het de afsluiting van een gebed is.
Jörgen Joosten, een van de leerkrachten van deze – in Utrecht enige – vrije school, moet zich even later haasten. Zijn leerlingen van de derde klas (groep 5) staan al beneden op het schoolplein te wachten. “Ik heb deze leerlingen nu bijna drie jaar”, vertelt hij. “Volgens het vrije school-principe blijft dezelfde leerkracht van klas 1 tot klas 6 bij de leerlingen. Wij wisselen na drie jaar, omdat we het gezond vinden als leerlingen halverwege hun basisschooltijd een ander gezicht voor de klas krijgen.” Joosten ervaart het als een groot voordeel dat hij de leerlingen drie jaar achter elkaar heeft. “Je maakt de persoonlijke ontwikkeling per kind goed mee, en kunt zo nodig bijsturen. En je investeert automatisch veel in de relatie met een kind, want je moet het tenslotte drie jaar samen doen.”
Als Joosten zijn leerlingen mee naar zijn klaslokaal heeft genomen, geeft hij ze bij de deur allemaal een hand en kijkt ze in de ogen. “Dat vind ik prettig, want dan heb ik meteen contact en kan ik peilen hoe de leerling in kwestie zijn vel zit”, legt hij na het begroetingsritueel uit.
Dat de vrije school een school van rituelen is, blijkt ook als de kinderen samen de ochtendspreuk opzeggen. Vooral de zin ‘Opdat ik ijverig werken, en gretig leren kan’ blijft hangen in het lokaal.
Daarna is het tijd voor de rekentafels. “8 keer 7?”, roept Joosten. “56!”, kaatsen de leerlingen in koor, staande vanachter hun tafeltjes. De sfeer is goed, je ziet dat de leerlingen er duidelijk zin in hebben, ook al is het maandagmorgen. Na wat meditatieoefeningen, waarbij de leerlingen uiteindelijk met hun ogen dicht op één been staan, is het tijd voor wat klap- en stampwerk. Als een druk gebarende dirigent staat Joosten voor zijn groep en laat hij het stampen en klappen uitdoven en vervolgens weer aanzwellen tot een bijna oorverdovend kabaal. Daarna laat hij ze in canon klappen en stampen. De kinderen hoeven niet bepaald aangespoord te worden, op vrijwel elk gezicht prijkt een glimlach.
Rumoerig
De twee pottenkijkers in de klas, de journalist en de fotograaf, moeten vertellen wat ze komen doen. Joosten maakt er meteen een les van. “Renard, weet jij wat een redactie is?” Ook legt Joosten een link met de spelling waarmee de klas in deze periode bezig is. “Ja klopt, dit is een tie-woord. Categorie 17.” Daarna deelt hij een tekst uit over het werk van een journalist op een dagbladredactie, die hij leerlingen een voor een laat voorlezen. Als een geoliede machine wisselen de leerlingen elkaar af, dit hebben ze vaker gedaan.
“We werken hier nauwelijks met methodes”, vertelt Joosten later. “Elke leerkracht ontwerpt voor een groot deel zijn eigen lessen. Ik ben continu aan het nadenken hoe ik leerstof kan verlevendigen. De leerlingen zijn erg leergierig en nieuwsgierig, dus als er dan mensen in de klas zijn dan maak ik daar gretig gebruik van. Op zo’n moment blijft het geleerde ook beter hangen.”
Het lezen wordt afgesloten met een spel. De leerlingen moeten een rij woorden een minuut hardop voor zichzelf oplezen en dan kijken hoever ze komen. Dat wordt nog twee keer herhaald. “Hee, ik kom nu twee woorden verder”, roept de een. “Ik drie”, reageert een ander. De klas oogt chaotisch en is rumoerig, maar als Joosten zijn hand opsteekt wordt het snel weer stil. Juist op dat moment klinkt er gestommel van boven; een andere klas is boven de hoofden van deze leerlingen flink aan het stampen. Niemand kijkt ervan op.
“Die afwisseling is heel belangrijk”, legt Joosten later uit. “In het gewone leven adem je ook in en uit, daarom gaan we na een half uur hard werken ook even lekker stampen en klappen.”
Het is intussen half tien. De zaal beneden is vrij voor toneelspel. Snel trekken de leerlingen hun slofjes aan en lopen de trap naar beneden. Ook de oefeningen in de zaal worden in hoog tempo afgewisseld. Opvallend is hoe vrij alle kinderen bewegen, maar verschillen zie je ook. Terwijl de een wat houterig meebeweegt, laat de ander heel soepel haar heupen golven op de maat van de muziek. Vlak voor de eerste pauze mogen de kinderen wat eten, terwijl Joosten voorleest uit Superjuffie. De klas luistert ademloos.
Pittig
Als Joosten om half elf pleinwacht loopt, vertelt hij dat hij tien jaar geleden, na een carrière als acteur en theaterdocent, besloot zijn oude beroep weer op te pakken. “Mijn kinderen gingen naar deze school, en ik merkte hoe gelukkig ze hier waren. Ze deden hier precies de dingen die ik leuk en belangrijk vond toen ik zelf de pabo deed.” Joosten solliciteerde en werd aangenomen. “Wat mij zo aanspreekt, is dat hier op school de mens achter het kind gezien wordt. Er is oog voor de kwaliteiten en valkuilen van elke individuele leerling.” Dat maakt het werk tegelijk behoorlijk pittig, vindt Joosten. “Je moet de hele dag alert zijn. En vaak ben ik daar in mijn vrije tijd ook nog bezig, soms zelfs ’s avonds laat in bed nog.” Maar hij hoeft niet alles alleen te doen. “Samen met collega’s organiseren we regelmatig klassen- en kinderbesprekingen. Die zijn erg handig, want soms weet ik ook niet goed hoe ik de sfeer in de groep kan verbeteren of hoe ik een kind kan bereiken. Mijn collega’s geven dan feedback.”
Het valt Joosten op dat nogal wat mensen denken dat de vrije school kinderen helemaal vrijlaat in wat zij willen leren. “Dat is echt een misverstand. Als leerkracht heb ik gewoon lesdoelen. En er is veel structuur door het vaste ritme dat wij in het onderwijsprogramma hebben. De kinderen weten precies waar ze aan toe zijn en wat er van hen verwacht wordt.”
Ook directeur Koos Blasé benadrukt dat de Vrije School Utrecht in veel opzichten een gewone basisschool is. “Ook wij werken met een eindtoets, melden onze leerlingen op exact dezelfde wijze aan voor het voortgezet onderwijs, gebruiken een leerlingvolgsysteem en hebben een pestprotocol.” Blasé geeft aan dat er veel belangstelling is voor de vrije school in Utrecht. “We hebben nu ruim 330 leerlingen en groeien de komende jaren door naar een dubbele stroom, met uiteindelijk meer dan 400 leerlingen.” En dan nog is er een wachtlijst. Misschien dat ook de goede opbrengsten daar een bijdrage aan leveren. “Als je kijkt naar onze uitstroom dan ligt 60 tot 70 procent op havo-/vwo- niveau. Veel hoger dan scholen in de omgeving.” Blasé erkent dat de populatie daarin waarschijnlijk ook een bepalende rol speelt. “Veel ouders van onze leerlingen zijn hoogopgeleid.”
Voor de Vrije School Utrecht zijn opbrengsten niet zaligmakend, stelt Blasé. “Ook niet als het om zoiets als zingen gaat. Fijn als kinderen prachtig kunnen zingen of mooi kunnen handwerken, maar het gaat uiteindelijk vooral om het proces en de ontwikkeling van de leerlingen, en niet om het resultaat.”
{kader 1}
Onderwijzen is opvoeden
De vrije school is gebaseerd op de opvattingen van Rudolf Steiner (1861-1925). Hij was een Oostenrijkse esotericus, schrijver, architect en filosoof met een geheel eigen zienswijze op pedagogie. Steiner is bekend geworden als grondlegger van de antroposofie en haar praktische toepassingen, zoals het vrije schoolonderwijs, de antroposofische geneeskunst en de heilpedagogie. De vrije school heeft als uitgangspunt: onderwijzen is ook opvoeden. Ieder kind heeft van zichzelf bepaalde talenten. De vrije school wil dat het kind deze kan ontdekken en ontwikkelen. Dat vraagt om onderwijs dat verbreedt en de ontwikkeling van een vrije persoonlijkheid aanmoedigt.
Vakken als muziek, bewegingskunst, handvaardigheid, toneelspelen en dans zijn net zo belangrijk als rekenen, taal, aardrijkskunde en geschiedenis. De kunstzinnige vakken worden trouwens vaak gegeven door speciale vakleerkrachten. Meer weten? www.vrijeschoolonderwijs.nl
{kader 2}
Instroom groeit
Bij de Vereniging van vrije scholen zijn 73 basisscholen en 13 middelbare scholen aangesloten. Veel vrije scholen in het primair onderwijs hebben wachtlijsten, en die lopen de laatste jaren alleen maar op (in het voortgezet onderwijs werken ze meestal met loting). De afgelopen jaren groeide instroom bij de vrije scholen met ruim 5 procent. Tristan van der Linden van de Vereniging van vrije scholen vertelt dat er een onderzoek loopt naar de vrije schoolkeuze van ouders en leerlingen; de resultaten worden in juli gepubliceerd. Een tip van de sluier wil hij al wel oplichten. “Voor veel ouders blijkt de pedagogische visie van vrije scholen een belangrijke drijfveer. Ze vinden dat onderwijs meer moet bieden dan alleen een goede cognitieve basis, en dat talentontwikkeling en sociale en kunstzinnige vorming minstens net zo belangrijk zijn.”
Leerkrachten die vanuit het reguliere onderwijs willen overstappen naar de vrije school, hoeven geen specifieke vakopleiding te doen. Wel stellen nagenoeg alle vrije scholen een applicatiecursus verplicht, zoals de basisopleiding vrije schoolonderwijs van de Hogeschool Leiden of de opleiding specialisatie vrije schoolonderwijs voor bevoegde leraren voortgezet onderwijs van BVS-schooladvies. Later dit jaar introduceert BVS-schooladvies ook een variant voor leerkrachten uit het primair onderwijs. De Hogeschool Leiden biedt een specifieke pabo-opleiding voor de vrije school aan.