• blad nr 10
  • 20-5-2000
  • auteur G. van der Mee 
  • Redactioneel

 

Bij de dood van Kafak

ŒPrentjes¹ noemde hij ze altijd. Voor ons waren het tekeningen met precies de juiste dosis spot en humor. Hij kon kwaadheid of absurditeit zo weergeven dat je dacht Œja, dàt is het¹, en dan kon je er ook nog om lachen. Eddy Greidanus, die veertien jaar lang voor ons blad tekende onder het pseudoniem Kafak, is op 3 mei overleden. Hij was iemand van weinig poespas. Aan een paar woorden had hij meestal genoeg voor een tekening, leverde je er een artikel bij dan was dat meegenomen.
Vanaf 1987 illustreerde hij de columns van Hans Wansink, Jan Erdtsieck en Ton van Haperen. Hij maakte talloze voorpagina¹s en tekende bij een groot aantal artikelen. Zijn repertoire leek onuitputtelijk, alleen bij de tiende onderwijsbegroting liet hij weten dat hij dit onderwerp nu wel gezien had.
In al die jaren bleef hij trouw aan zijn stijl, die uit duizenden te herkennen was, maar een aantal van zijn typetjes liet hij wel in de steek. De echte kapitalist met hoge hoed en sigaar, die alleen hij op deze manier opvoerde, raakte uit de tijd. De vrouwen bleven in zijn tekeningen pront, inclusief spierballen en kordate tred, de mannen hadden vaak iets sneuïgs.
Kafak tekende voor diverse andere bladen, maar maakte ook grafiek. Zijn laatste tentoonstelling (Kafaks last picture show) gaf een overzicht van de vele linoleumsneden die hij in zijn leven vervaardigde. De eenvoud van zijn tekeningen wordt in zijn grafische werk bijna abstract, het is ook veel absurdistischer.
We missen hem nu al. Het idee dat we nooit meer Œeven Eddy bellen¹ tegen elkaar kunnen zeggen is onverdraaglijk.

Ik heb drie hele mooie kinderen en een bescheiden column, twee zaken die op het eerste gezicht weinig met elkaar te maken hebben. Vanuit een vorm van controlezucht hebben ouders wel belangstelling voor de activiteiten van hun kroost, maar die is meestal niet wederzijds. Mijn oudste zoon vindt alles wat pa doet onzin, hij zit in de puberteit. De jongste is vooral jong en net zo stoer als haar oudste broer. De middelste is negen, heet Bob, zit tussen die andere twee in de mangel en heeft vanuit die positie wel interesse in de bezigheden van zijn vader. Elke keer als de column uitkomt wil hij hem zien. Hij leest uiteraard niks, maar kijkt wel naar de tekening. Een oude leraar met een elektrische gitaar, een overspannen onderzoeker met uitpuilende ogen op de wc of een staatssecretaris gekleed in soepjurk, elke keer reageert Bob. Vaak moet hij lachen, soms maakt hij een wegwerpgebaar en roept Œdie is pas eeeecht gek¹, waarna hij zich omdraait en zijn activiteiten hervat. Hij tekent zelf namelijk ook graag.
Een van zijn voorbeelden zal hij voortaan moeten missen, want Kafak, de man die de tekeningen bij mijn column maakte, is dood. Ik heb hem niet gekend. Ons contact was zoals Bob Dylan zijn ontmoeting met Lenny Bruce in een liedje beschreef: I rode with him in a taxi once, only for a mile and a half, seemed like it took a couple of months*. Ik heb Kafak een keer op een borrel gezien. Lagerweij wees hem aan, ik wilde de artiest complimenteren, maar dat ligt een beetje moeilijk bij mannen en toen ik hem eindelijk durfde aan te spreken, was hij weg. Ook hebben we wel eens gebeld, want als de tekenaar op vakantie ging, moest er wel een product geregeld worden.
Ik ken wel zijn werk en de overeenkomsten met de Lenny Bruce uit de Dylansong zijn talrijk, humor werd gepaard aan een scherpe blik op de maatschappelijke werkelijkheid Šhe sure was funny and he sure told the truthŠ he just showed the wise men of his day to be nothing more than fools. Kafak was groots en grappig. Of hij tijdens zijn leven de erkenning kreeg die hij verdiende, betwijfel ik Šhe never did get any Golden Globe award, never made it to cinema. Een ding is zeker, mijn column zal nooit meer zijn zoals hij was. Mijn zoon Bob en ik zullen Kafak missen.

* Engelse teksten uit het nummer Lenny Bruce van Bob Dylan. Te vinden op de cd Shot of love, uit 1981.

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.