• blad nr 8
  • 18-4-2015
  • auteur . Overige 
  • Opinie

 

Passend onderwijs maakt valse start

De overheid beweert dat de invoering van de wet Passend Onderwijs op schema ligt. Die waarheid bestaat alleen op papier.

Tekst Peter Mol

Na een voorbereidingsperiode is passend onderwijs van start gegaan op 1 augustus 2014. In elk nieuw samenwerkingsverband wordt keihard gewerkt om de wetswijziging te concretiseren. De concrete vertaling moet leiden tot effectievere besteding van middelen, met andere woorden: meer tijd voor scholen en leerlingen. Immers, het oude systeem werd naar de mening van de overheid teveel gestuurd door ‘perverse prikkels’. Men bedoelt: ondersteuning werd teveel geleid door behoefte aan geld, in plaats van behoefte aan ondersteuning van de leraar of leerling. De houding van regulier onderwijs was te pervers! Het ging het onderwijs helemaal niet om kinderen, maar om geld binnenhalen, terwijl de leraar veelal als te lui werd afgeschilderd.
Politici als Ton Elias wisten een beeld neer te zetten van de leraar, die vanuit die prikkels het onderwijsbestel uit balans bracht. Hoewel geen enkel onderzoek deze indruk ook maar enigszins kon onderbouwen, werd het idee overgenomen dat leerlingen te snel een etiket werd opgeplakt. Leerlingen met ADHD werden neergezet als leerlingen die iets te druk waren en snel door even perverse medici werden voorzien van een stempel, een etiket, een diagnose, een veroordeling waar het kind een leven lang mee zou moeten rondlopen. En de maatschappij moest maar betalen!
Je zou verwachten dat na 1 augustus het woord “geld” veel minder zou voorkomen in bestuursvergaderingen en in de communicatie naar de scholen. Terwijl de overheid de Regionale Expertise Centra (REC’s) verplichtte een bepaald protocol te volgen en zaken af te turven en te registreren, wordt ditzelfde nu geëist van de samenwerkingsverbanden. Er zijn veel meer samenwerkingsverbanden dan er REC’s waren…. De conclusie is terecht dat de bureaucratie en afrekencultuur zeer sterk is toegenomen. Omdat geld nog steeds, of eigenlijk veel meer dan voorheen sturend is, doen veel samenwerkingsverbanden er zelf nog een schepje bovenop: registreren van uren, kosten per interventie, controle op de noodzaak van hulp en begeleiding, bewijslast dat die noodzaak inderdaad valide is, is toegenomen. Het woord leerling komt in veel zogenaamde ondersteuningsplannen nauwelijks voor.
De valse start is door de overheid zelf veroorzaakt. Uitroepen als “kijk naar wat kinderen wel kunnen” en “sluit aan bij de talenten van de leerling” worden met gejuich ontvangen. Helaas is de eerste stap geweest het stellen van de opdracht aan de scholen om een schoolprofiel te schrijven. Met andere woorden: “Welke soorten leerlingen die niet gemiddeld zijn kan uw school opnemen?” Niks van een positieve insteek of ontwikkelen van talenten! Er dient geregistreerd te worden welke niet normale leerlingen de school “aan kan”.
In nieuwsbulletins vanuit de overheid wordt aangegeven dat de invoering van passend onderwijs “op schema” ligt. Men bedoelt: de plannen zijn op tijd ingeleverd. In de praktijk zie ik zeer hardwerkende mensen, die overuren maken om de plannen in orde te maken, de financiën op orde te krijgen, terwijl de leraren en begeleiders, ondersteuners en niet te vergeten ouders al lang zien dat deze weg heilloos is. Kinderen en leraren die hulp nodig hebben staan in de kou als ze onvoldoende papier hebben gevreten.
Termen als “weer samen naar school” en “passend onderwijs” wekken de indruk, dat elke leerling geheel aangepast onderwijs kan krijgen. Iedere leraar weet dat dit volkomen onmogelijk is, zeker als de ontwikkeling van de leerlingen minutieus moet worden gevolgd via instrumenten waarmee je de productie van pindakaas kunt volgen, maar niet de ontwikkeling van leerlingen. Een kind, een leerling is geen uitkomst van een PDCA-cirkel of een productieproces. Een pot pindakaas zal niet ten onder gaan aan een onevenredige druk op de kwaliteit van de smaak. Een kind wel onder druk van een onevenredige druk op cognitief gerelateerde prestaties.
Hoe een leraar het voor elkaar krijgt is niet belangrijk, als er maar “alles uit het kind gehaald wordt”. Als we dat over kippen zeggen, komen er acties tegen plofkippen. Terecht. Ik wacht op protest tegen plofkinderen. Ik wacht totdat het gehele onderwijs opkomt voor het welzijn van de leerling. Vrije uitloopleerlingen!
De enige die het proces van over-registratie, protocollering, uren schrijven, verantwoording via groeidocumenten van “help me, dit kind of ik als leraar ga ten onder!” is de leraar zelf. Passend Onderwijzen. Er alles aan doen om problemen te voorkomen, perfectioneren van de relatie met de leerling, het leren kennen van je leerlingen, het investeren in contact, dát is passend onderwijzen. De waanzin van het moeten bewijzen dat er echt hulp nodig is roept niet op tot massaal protest. Als een ziekenbroeder de ambulance uit stapt, naast een hevig bloedend verkeersslachtoffer gaat staan met een iPad waarop hij een excelformulier gaat invullen, haalt dit het journaal, omdat een oplettende voorbijganger het geheel heeft opgenomen via een mobieltje.
Passend onderwijs evalueren we via evaluatieverslagen, geschreven door ambtenaren en aangeboden aan de Tweede Kamer. “We liggen op stoom”. Ja, uit oren van vele onderwijsgevenden, die ondanks hun vele overwerkuren, te weinig toekomen aan hun vak, hun expertise: goed onderwijs geven. En ook als we vinden dat ze genoeg vakantie hebben en niet moeten zeuren, is dit vernietiging van kapitaal. In euro’s, kinderen en talenten.


Drs. Peter Mol is directeur van het Gedragpunt scholing en advies(Aloysius Stichting).

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.