• blad nr 8
  • 18-4-2015
  • auteur W. de Lange, de 
  • Column

 

Na storm en regen

Het zag er in het begin behoorlijk somber uit. De wind woei guur. Het zwerk was grijs. Die idiote zomertijd maakte het vroege opstaan weer winters. Hoestbuien verscheurden ieder gesprek. Kleumend op de drempel van ons oude schoolgebouw, dat we over drie maanden voorgoed moeten verlaten, bespreken wij, sigarettenjunks, met zwaar gemoed de rookvrije toekomst in het nieuwe schoolgebouw. Wij doen dat niet voor het eerst en niet voor het laatst.
Door rook en regen starend, neem ik mij voor de zoveelste keer voor, mij in de nieuwe school vriendelijk en rekbaar op te stellen. Maak plaats voor die jonge collega’s, zeg ik tegen mezelf. Wees blij dat zulke jonge mensen zo ambitieus met onderwijs bezig zijn. Ga niet opeens nuffig doen over academische strepen, terwijl je van begin af aan hebt geweten dat die er hier niet toe doen. Lol met de kinderen, orde en plezier en duidelijkheid in de les, die dingen zijn veel belangrijker dan de juiste klemtoon in een tekst over de industriële revolutie. Wat lol en orde en duidelijkheid betreft, kan je vast veel van die toekomstige collega’s leren.
Hoe meer ik mezelf vermaan, hoe ouder ik me voel. En trouwens, nu ik eenmaal bezig ben, heb ik nog wel meer narigheid om in te zwelgen. De bankierssalarissen, natuurlijk. En dan is er nog moeder A, die haar dochter uit mijn mentorklas wil weghalen en mij verwijt dat die klas zo onrustig is. Om maar te zwijgen van een volkomen op hol geslagen tweede klas, die bij toetsen de helft scoort van het gemiddelde in de parallelklassen. En vlak ook kleine Zewar niet uit, die Zaytouna alsmaar ’kankerhoer’ blijft noemen.
Mopper, mopper, mopper. Dan, plotseling, begint er een bombardement aan meevallers: De zon gaat vanzelf schijnen. De wind gaat vanzelf liggen. De hoest wordt vanzelf minder. De rampklas aanvaardt een collectieve herkansing in een open-boek-versie als een ruimhartig gebaar van mijn kant en werkt zich er voor in het zweet. Moeder A en ik komen elkaar onverwacht tegen en we hebben een vriendelijk gesprek. Het ligt niet allemaal aan de mentor of de school, laat ze merken. Misschien is een klassenwisseling wel helemaal niet zo’n goed idee. Moeder zal het er met dochter nog eens heel goed over hebben. Opeens begrijp ik weer, dat het verdomd lastig is om je twaalfjarige kind maandenlang met iets te zien worstelen: een eenzame positie in een rumoerige klas, gevuld met kinderen van allerlei slag.
Mijn mentorklas is ook deze week geen rozentuintje, maar zelfs de meest cynische leerling moet erkennen dat het beter gaat. Zaytouna houdt zich deze week goed: geen woede-uitbarstingenen redelijk gedrag tegen meisjes, die ze vroeger pestte. (Oké, één keer ‘kankerhomo’ tegen Zewar.)
De klap op de vuurpijl leveren mijn jonge collega’s in de nieuwe school. “Zet die teksten van jou eens op een stick”, zegt de één, met welgemeende hartelijkheid. “We hoeven echt niet allemaal strak hetzelfde in de les te gaan doen, hoor”, zegt de ander. “Daar houd ik zelf ook helemaal niet van.”

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.