- blad nr 17
- 8-11-2014
- auteur L. Douma
- Redactioneel
De dood van het opstel
Bij de invoering van de tweede fase in 1998 werd het opstel uit het centraal examen Nederlands geschrapt. Daarmee kwam een einde aan de bijzondere positie van het Nederlands, dat als enige vak twee examenzittingen had. Leesvaardigheid kwam in plaats van schrijfvaardigheid. Bij het komende examen krijgt het schrijven de genadeslag. De samenvatting zoals we die nu kennen in het centraal schriftelijk, wordt aangepast. “Het laatste restje schrijfvaardigheid verdwijnt uit het examen”, zegt Toine van Gaal, leraar Nederlands en bestuurslid van de sectie Nederlands van de Vereniging van Leraren in Levende Talen.
Van Gaal betreurt deze ontwikkeling. Maar hij moet toegeven dat zijn vakvereniging er wel een hand in heeft gehad. “In plaats van een beetje schrijfvaardigheid bij de samenvatting hadden wij een tweede examenzitting gewild voor de schrijfvaardigheid. Ons voorstel was daarop centrale correctie toe te passen. Dat zou de docenten Nederlands, die nu al heel hoog scoren in uren correctiewerk, ontzien en bovendien voorkomen dat zij elkaar in de haren vliegen over de beoordeling.”
Want dat is hét probleem met schrijven: de beoordeling is nogal subjectief. “Toen het opstel nog onderdeel van het centraal eindexamen was, werden er vooral cijfers gegeven tussen de 5 en 7. Dat is heel gek. Ik kan me niet voorstellen dat schrijfvaardigheid zo homogeen is”, zegt Huub van den Bergh, hoogleraar toetsing en didactiek van taalvaardigheidsonderwijs aan de Universiteit Utrecht. “Omdat de beoordeling zo ingewikkeld was, durfden docenten zich niet uit te spreken. Wij hebben wel eens een experiment gedaan. We legden tien betoogjes aan tien leraren Nederlands voor. Bij geen enkel betoog was men unaniem over de vraag of het een voldoende of onvoldoende moest worden, laat staan over het cijfer. De ene leraar hecht meer belang aan structuur, de ander aan spellen.”
“Ik heb als leraar Nederlands meegemaakt dat ik bij de rector moest verschijnen”, vertelt Theo Witte, vakdidacticus Nederlands aan de Rijksuniversiteit Groningen. “Ik had een leerling een 4,2 voor het opstel gegeven. ‘Waarom geef je hem geen 4,7’, vroeg de rector, ‘dan is hij geslaagd’. De leerling was de zoon van een vriend van de rector. Dat zaakje stonk. Maar het ingewikkelde was: het is eigenlijk niet hard te maken waarom je een 4,2 voor een opstel geeft, in plaats van een 4,7.”
Oefenen, oefenen, oefenen
Een tweede zitting voor het eindexamen Nederlands kreeg de Vereniging van Leraren in Levende Talen er niet door. “Dus nu proberen we schrijven een stevigere positie te geven door te werken aan een plan dat een bepaald percentage onderwijs in schrijfvaardigheid promoot”, vertelt bestuurslid Van Gaal.
Want dat schrijfvaardigheid een prominentere plaats moet krijgen binnen Nederlands, daar zijn eigenlijk alle experts het over eens. “Van leerlingen wordt verwacht dat zij in het hoger onderwijs teksten kunnen schrijven. Dat moet geoefend worden”, vindt vakdidacticus Witte.
Universiteiten en hogescholen klagen steen en been over het gebrek aan schrijfvaardigheid van studenten. Velen kunnen niet uitleggen of argumenteren op papier. ‘Wie vertrouwd is met Nederlandse wetenschappelijke tijdschriften weet dat je die niet voor je plezier leest’, schreef onderwijscolumnist Leo Prick al in 1996 (dat was dus nog voor de afschaffing van het opstel). ‘Daarbij vergeleken laat het gemiddelde Amerikaanse wetenschappelijke artikel zich lezen als een roman. En dat komt niet doordat ze in Amerika het traditionele opstel hebben afgeschaft, maar doordat ze daar veel meer oefenen. Ook hier geldt dat oefening kunst baart.’
Behalve ‘zakelijke’ teksten moeten leerlingen ook creatief kunnen schrijven, vindt vakdidacticus Witte. “Er wordt tegenwoordig veel geschreven: blogs, columns. Daar is in het huidige onderwijs te weinig aandacht voor. Wat mij betreft zou er in de onderbouw veel meer aandacht moeten komen voor creatief schrijven. Maak dat ze schrijven leuk vinden. In de bovenbouw moet er dan meer aandacht komen voor serieuzere teksten.”
Twee docenten
“Het opstel is een belangrijke opdracht, daar zijn de meeste leraren Nederlands het wel over eens”, zegt leraar Van Gaal. “Velen willen er meer aan doen, maar zij worden er door de praktijk van weerhouden. Ik heb vanmiddag bijvoorbeeld al drie uur een schrijfopdracht van één klas nagekeken en ik ben nog niet klaar. Zo’n opdracht kan ik dus niet elke week aan elke klas geven. Al dat nakijken kan ik niet aan. Om die reden wordt er minder aan schrijfvaardigheid gedaan dan docenten wellicht zouden willen. Maar ook omdat docenten onder druk worden gezet naar het centraal eindexamen toe te werken, dus gaan zij oefenen in leesvaardigheid.”
“Het lijkt wel alsof het alleen nog maar gaat om het maken van de toets en de nakijkbaarheid daarvan”, signaleert ook Volkskrant-columnist Aleid Truijens. “Ik begrijp het probleem wel. Daarom denk ik dat het opstel bij het eindexamen door twee docenten moet worden beoordeeld, om het minder subjectief te maken. Maar subjectief blijft het. Examens Nederlands zijn dat sowieso. Ik heb een paar jaar geleden een centraal eindexamen leesvaardigheid afgelegd dat was gebaseerd op een tekst van mijzelf. Ik haalde krap een 7! Kennelijk begreep ik mijn eigen tekst niet helemaal.”
Truijens vindt het jammer dat creativiteit en originaliteit - subjectieve begrippen – amper nog een plek hebben binnen Nederlands omdat objectiviteit zo belangrijk wordt gevonden. Volgens haar bestaat er eigenlijk geen mooiere opdracht dan het opstel. ‘Creativiteit, woordenschat, zelfstandig nadenken en argumenteren, het vermogen een stuk op te bouwen en de lezer te verleiden, en dit alles in helder, levendig en foutloos Nederlands’, schreef ze bewonderend in een column over het opstel.
Geleuter
Er is nog een argument om het opstel in ere te herstellen, geleverd door Angela Crott, oud-onderwijzeres, historica en expert op het gebied van jongensopvoeding: de schrijflust en –vaardigheid van jongens zou ervan opknappen. “Jongens kunnen hun kennis tonen met taal. Hun woordenschat is anders dan die van meisjes en ze zijn vaker dan meisjes monomaan: heel erg geïnteresseerd in één onderwerp. De kennis die ze van sport of auto’s hebben, willen ze graag etaleren en daar krijgen ze in het huidige onderwijs onvoldoende de kans voor. Op school gaat alles tegenwoordig volgens een vast stramien, terwijl jongens graag uit de pas lopen.”
Dat monomane kreeg overigens in het opstel van voor de tweede fase ook geen ruimte. Leerlingen kregen een lijst met tien onderwerpen voorgeschoteld waaruit ze er één moesten kiezen. “Vaak moest een leerling een mening verwoorden over een onderwerp waar hij weinig van wist”, memoreert vakdidacticus Witte. “Dat leidde tot een hoop geleuter. Leerlingen bereikten niet de diepgang die ze misschien wel in huis hadden.”
Vreemd genoeg kozen leerlingen vaak niet voor het onderwerp waar zij veel van wisten. “De meesten kozen voor een verhalend onderwerp. Terwijl dat veel moeilijker is. Betogen werden hoger gewaardeerd, maar minder vaak gemaakt”, weet hoogleraar Van den Bergh.
Is het opstel dan wel de juiste manier om de schrijfvaardigheid te bevorderen? Truijens: “Voor mij is het ‘opstel’ een verzamelterm. Het gaat mij om gevarieerde schrijfopdrachten; het kan een krantenbericht zijn, een gedicht, een essay of een betoog.”
“Voor mij is het ‘opstel’ een containerbegrip”, zegt ook leraar Van Gaal.
“Een schrijfopdracht, naast de nodige creatieve opdrachten, mag soms ook gaan over iets waar een leerling zich niet op voorhand voor interesseert. Het is tenslotte school, je breidt je wereld uit”, betoogt Truijens. “Reik leerlingen in dat geval iets aan zodat ze zich kunnen inlezen en argumenten kunnen verzamelen.”
Van den Bergh vindt het voor de kwaliteit van een schrijfopdracht essentieel dat een leerling kennis heeft van het onderwerp waarover hij schrijft. “Laat leerlingen aan de hand van documentatie een opstel schrijven.” Wanneer dat gebeurt, is ook hij voorstander van de comeback van het opstel. “Er moet dan nog wel meer overeenstemming komen over de beoordeling.” Volgens hem kan dat ook. “Er is een experiment geweest waarin docenten tien voorbeeldteksten kregen die al waren beoordeeld en voorzien van een cijfer van 1 tot en met 10. Met die voorbeeldteksten bij de hand bereikten docenten wel overeenstemming over de beoordeling van nieuwe teksten. Docenten moeten getraind worden in de beoordeling van schrijfvaardigheid. En dat gebeurt nu niet.”