- blad nr 14
- 26-8-2000
- auteur R. Voorwinden
- Redactioneel
Nederlandse docent begint nieuw leven
ŒIn China staat een leraar nog in aanzien¹
ŒIn het Nederlandse onderwijs gaat het de verkeerde kant op.² De Nederlandse reizigers, in een bus die vaststaat in het drukke stadsverkeer in Peking, horen op van de korte les die volgt over de gebreken van de basisvorming en de tweede fase. Het is niet iets wat ze, net terug van een bezoek aan de Chinese muur, hadden verwacht. Maar reisleider Reno Janssen is wat loslippiger omdat het voorlopig de laatste groep is die hij begeleidt: hij gaat het onderwijs weer in. In China, welteverstaan.
Janssen werkte twee jaar geleden nog als leraar geschiedenis op het Trevianumcollege in Sittard. Hij was daar in dienst sinds 1989, maar het werk beviel hem steeds minder. De Œinspraak¹ die hij en zijn collega¹s hadden in een fusie ³Ik kreeg gaandeweg het idee dat alles toch al in kannen en kruiken was² vond hij een wassen neus. En de invoering van de basisvorming hielp ook niet echt.
³Dat hakte er diep in, het was een drastische aantasting van mijn vak. Vroeger had ik bijvoorbeeld een heel trimester de tijd om Hitler en de jodenvervolging te behandelen. Die vijftien lessen heb je wel nodig om uit te leggen hoe een maatschappij tot zo¹n niveau kan degenereren. Maar in de basisvorming bleven er van al die lessen maar twee over, daar kun je dus niets meer mee.²
Verder verwonderde Janssen zich steeds meer over de Nederlandse jeugd. ³Ik hoorde over Limburgse brugklassers die in het weekeinde naar Antwerpen of Rotterdam gaan, daar xtc slikken en zondagmiddag weer in Sittard terugkeren. Ik schrok daar enorm van: wat is er met de Nederlandse jongeren aan de hand?²
Dood van ellende
Die twijfels leidden voor Janssen tot de vraag of hij nog verder wilde in het Nederlandse onderwijs. Het antwoord was: Eigenlijk niet. Waarop uiteraard de volgende vraag zich aandiende: Wat wil ik dan wel? ³Ik zie mezelf geen verzekeringsagent worden. En als ik de hele dag achter een computer moet zitten, ga ik dood van ellende.² Het antwoord kwam echter al snel: ³Ik wilde doen wat ieder mens leuk vindt: reizen.²
Zijn beslissing veroorzaakte een grote crisis in zijn persoonlijke leven. Want zijn vrouw bleek niet van zins haar baan en hun nieuwbouwhuis te verlaten om door de wereld te gaan zwalken. ³Ik kreeg het verwijt dat ik nooit tevreden was, ik had toch een mooi huis en een baan voor het leven? Maar als ik in onze douchecabine van drieduizend gulden stond dacht ik: Dit is niet goed, ik moet hier weg, ik wil leven.²
De relatie bleek niet tegen de druk bestand en de scheiding was al snel een feit. Ook veel goede vrienden keerden hem de rug toe. Achteraf kan Janssen daar wel een beetje begrip voor opbrengen. ³Als iemand die je al jaren kent out of the blue met de mededeling komt dat hij kotst van het Nederlandse leventje en van zijn vaste baan, dan is dat wel even schrikken. En bovendien kotste ik door dat te zeggen natuurlijk ook een beetje op mijn vrienden die zelf wèl tevreden waren in Nederland. Maar aan de andere kant neem ik het veel vrienden kwalijk dat ze gewoon van me zijn weggerend, ze zijn de confrontatie uit de weg gegaan.²
Geen vetpot
In 1998 zegde Janssen zijn baan in het onderwijs op. Hij vertrok naar India. Het bleek een heilzame kuur te zijn. ³Na zo¹n rotperiode was het een enorme impuls voor mijn zelfvertrouwen om helemaal alleen zo¹n reis te maken. Ik kwam in India ook in aanraking met andere mensen die het Westerse leven zat waren. In Nederland dacht ik steeds: Mijn vrienden zijn gek of ík ben gek, dus zal ik het wel zijn. Maar dan kom je daar mensen tegen die precies hetzelfde hebben gedaan en dan denk je: ŒTjeesus, er zijn anderen die er net zo over denken. Ik ben niet alleen¹. Dat heeft me een psychotherapie gescheeld.²
Na zijn India-ervaring reisde Janssen naar Indonesië. Hij zette met een Nederlandse oud-collega en een oud-leerling een bedrijfje op dat meubels van Oosterse handwerkslieden in Nederland aan de man zou gaan brengen. Het bleek geen vetpot: ³De markt zat al dichtgetimmerd, die meubels raakten we aan de straatstenen niet kwijt.² En toen kreeg hij, weer terug in Nederland, via het arbeidsbureau een aanbod om reisbegeleider te worden in China.
Dat land kreeg hem al snel in zijn ban. ³De mensen zijn hier oprecht, eerlijk en trots. Eerst zijn ze afstandelijk, maar zodra jij hebt aangetoond dat je de vriendschap waard bent omarmen ze je. En vriendschap is hier iets heiligs. De ervaring die ik in Nederland had, zó bitter, dat zal je in China dus nooit gebeuren.²
Na een half jaar reisgezelschappen in China te hebben begeleid, wil Janssen nu zijn bijdrage gaan leveren aan de opbouw van het land. Want daar zijn de Chinezen hard mee bezig. Sinds de politieke teugels de afgelopen tien jaar een beetje zijn gevierd, beginnen Chinezen de vrije markt te omarmen. Overal wordt gebouwd en gehandeld, Chinezen komen uit hun isolement en doen graag zaken met het Westen. Veel Westerse bedrijven rammelen er trouwens zelf al vol ongeduld aan de deuren.
Daarbij hebben de Chinezen echter één grote handicap: vooral de wat ouderen, zo vanaf een jaar of 25, spreken niet of nauwelijks Engels. En die taal heb je wel nodig om internationaal te kunnen meedraaien. In steden en dorpjes in heel China hangen dan ook bordjes waarop om docenten in de Engelse taal wordt gevraagd.
Jonge Chinezen spreken al wel vaak een mondje Engels en de kinderen zijn er erg leergierig, zo merkt Janssen. Ook de ouders hechten veel belang aan onderwijs. ³In Nederland werd ik eens opgebeld door ouders die wilden dat hun kind niet meer dan twee uur huiswerk per dag zou hoeven te maken. Dat zou hier niet gebeuren. Integendeel, hoe meer huiswerk, hoe beter.²
Ook dat heeft echter zijn schaduwzijde. Want onlangs vermoordde een Chinese jongen zijn ouders omdat die hem te zwaar onder druk zetten om goede resultaten te behalen, zodat hij op de universiteit zou komen. De selectie op de Chinese universiteiten is echter streng: er is maar plaats voor twee procent van alle scholieren.
Janssen erkent die donkere kant van het onderwijssysteem. ³Ik weet dat het niet altijd even gezond is, voor veel leerlingen is de druk enorm. Maar door de Chinese één-kind-politiek is alle hoop van de ouders op dat ene kind gevestigd: die moet het gaan maken. Ook al omdat de staat niet zorgt voor een oudedagsvoorziening en het kind dus later zijn ouders moet kunnen onderhouden. Maar je moet niet denken dat de kinderen door het onderwijs heen worden geslagen, ze worden juist heel erg in de watten gelegd.²
De alweter
Hoe het er op de universiteit aan toegaat weet Janssen inmiddels uit de eerste hand: van zijn Chinese vriendin Tian. Hij heeft haar in de disco leren kennen. ³Ze vroeg of ze naast me mocht komen zitten. Voor we het wisten hadden we vijf uur gepraat.² Ze wisselden telefoonnummers uit en van het een kwam het ander. Janssen had echter wat aarzelingen bij het feit dat Tian 20 jaar oud is en hij zelf 38. ³Maar zo¹n leeftijdsverschil blijkt in China niet ongebruikelijk te zijn. En in Azië heeft iemand van 20 al veel meer meegemaakt dan in Nederland. Ze worden hier sneller volwassen.²
Tian introduceerde hem bij een instituut in Peking dat buitenschoolse lessen Engels verzorgt. En bij een privé-school in diezelfde stad, waar hij ook als leraar Engels aan de slag gaat. ³Het gebouw van die school lijkt op dat van het Trevianumcollege in Sittard. Ik dacht: Het zal toch niet waar wezenŠ² Daarnaast is hij betrokken bij een bedrijfje dat educatieve computerprogramma¹s maakt.
En dus staat Janssen deze maand weer voor de klas maar nu in China. Hij heeft van tevoren wel even bij Tian gecheckt of het onderwijs in China net zo vaak wordt omgegooid als in Nederland. Dat bleek niet het geval. En de status van de leraar is in China duidelijk hoger dan in Nederland. ³Veel jongeren werken in de toerismebranche omdat dat heel goed betaalt, maar anders zouden velen van hen zeker leraar willen worden.² In de klas hoeft de leraar zich ook niet onderbedeeld te voelen. ³De verhouding tussen leraar en leerling lijkt erg archaïsch: de alweter en zijn kudde.² Maar dat heeft ook zo zijn voordelen: ³Als de leraar zegt dat de les begint, is iedereen stil.²
Janssen ziet zijn toekomst in China voorlopig met vertrouwen tegemoet. ³China, de slapende reus, is wakker geworden. Als je ziet wat hier allemaal aan de gang is, de bouw van wegen, bruggen, wolkenkrabbers en appartementencomplexen, het enorme tempo van de economische ontwikkelingŠ Dan moet je concluderen dat dit land iets aan het doen is wat historisch nog zelden is voorgekomen. Vergelijk het met de geschiedenis van Amerika. Dus zijn hier mogelijkheden te over. Misschien richt ik straks wel een eigen instituut op, waar leraren Engels vanuit Nederland naar toe kunnen komen als ze interesse hebben om eens een jaar in China les te geven. Waarom niet? In China is nog genoeg ruimte voor gefrustreerde docenten.²