- blad nr 11
- 7-6-2014
- auteur G. van der Mee
- Redactioneel
Hoogleraar Klaas van Veen is wars van ideologie
‘Er is niet één manier van lesgeven’
“De gevaarlijkste types zijn mensen zoals ik. Ze hebben ooit lesgegeven, maar zijn de stress vergeten die je ‘s morgens hebt, de emoties als het misgaat.” Tijdens een gastcollege in Amsterdam voor leraren die een masteropleiding doen, spreekt Klaas van Veen met enige ironie over experts. Hij is er zelf één. Na zijn pabo studeerde hij onderwijskunde en werkte tegelijkertijd als invaller op diverse scholen. Vorig jaar november werd hij benoemd tot hoogleraar onderwijskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen, met als speciale opdracht ‘de ontwikkeling van de beroepsvaardigheden van leraren’. De leerstoel is ondergebracht bij de universitaire lerarenopleiding. Hij is een hoogleraar die niet moe wordt te herhalen dat we “op moeten houden met die normatieve claims over wat leraren allemaal zouden moeten leren.” In zijn werkkamer in Groningen zegt hij dat hij het zijn taak vindt als onderwijsonderzoeker om te laten zien wat zin heeft en wat onzin is. “Maar je moet het dan ook wel weten, aan kunnen tonen. Vroeger hadden we veel last van ideologie in het onderwijs, iets moet beter zijn omdat het zo is. Daar moet je niet aan meedoen.”
Mythes en hypes
Dat hij als vwo’er in 1992 koos voor de pabo, lag aan zijn tante. “Ik wist niet goed wat ik wilde en ging maar Nederlands studeren. Mijn tante vond dat een slecht idee, ze gaf zelf les op de pabo en overtuigde me dat ik dat moest gaan doen.”
Beviel het?
“Ik vond het werken op de basisschool geweldig, het niveau van de pabo was laag. Maar van het lesgeven heb ik heel veel geleerd. De kinderen waren heel welwillend, ook al vielen ze soms van hun stoeltjes omdat ik te saai was. Wat mij opviel was het vakmanschap van de leraren, hoe ze kinderen aan het leren kregen. Tegelijkertijd merkte ik de minachting van de buitenwereld: lesgeven, hoe moeilijk kan dat zijn?”
Tijdens zijn college wijst hij nog eens op de mythes en de hypes over leraren. Hun kwaliteit zou laag zijn, onbevoegde leraren zijn per definitie slecht. De studenten knikken herkennend. Van Veen: “Ik vraag wel eens, als ik weer zo’n verhaal hoor, hoeveel leraren ken je eigenlijk? Hoeveel werken er volgens jou in Nederland? Niemand weet dat. Zo’n 86 duizend in het voortgezet en 160 duizend in het basisonderwijs, zeg ik dan, dus hoe goed was jouw steekproef?”
Paniek
De professionalisering van leraren lijkt momenteel dé oplossing te zijn voor elk probleem in het onderwijs. Er wordt veel geld voor beurzen en scholing uitgetrokken. Van Veen ergert zich aan de paniek die er achter zit die volgens hem nergens op slaat. “Alsof Nederland ergens onderaan de ladder bungelt. Terwijl wij het heel goed doen. Kijk naar de laatste cijfers van Pisa (de wereldranglijst, red.), daar behoren we tot de top. In landen als Engeland of de Verenigde Staten hebben ze pas echt veel zwakke scholen, dat hangt samen met echte armoede die wij hier niet kennen. Natuurlijk zijn er bij ons problemen, er is te veel uitval van leerlingen en er zijn te veel onbevoegde leraren. De vraag is alleen, wat helpt en wat zeker niet?”
Iedereen een master, is dat een goed idee?
“Helaas moet ik zeggen dat er uit het onderzoek tot nu toe niet een directe relatie gelegd kan worden tussen het niveau van het onderwijs en de leraar met de master.” In 2011 deed hij er voor het ministerie onderzoek naar en concludeerde dat je een master niet nodig hebt om een goede leraar te zijn. “Er wordt altijd gewezen naar Finland, waar iedereen een academisch niveau heeft, maar daar is de hele situatie in het onderwijs anders. Met name de werkomstandigheden verschillen, dat heeft veel invloed op de kwaliteit van het onderwijs. In Frankrijk zijn ook alle leraren academisch geschoold, maar dat onderwijs is niet echt een voorbeeld voor ons. De kwaliteit van lesgeven wordt door heel veel andere factoren bepaald. Het lesrooster, didactisch materiaal, de leerlingen zelf, voldoende leraren. Natuurlijk moeten die bekwaam zijn, maar uit het onderzoek wat tot nu toe gedaan is, blijkt dat dat niet afhangt van het hebben van een master.”
Hoe word je een goede leraar?
Gedecideerd: “Om te beginnen heb je, zoals de Canadese auteur Malcolm Gladwell schreef, net als een componist, een crimineel of een schaker, zo’n 10 duizend uur ervaring nodig. Gemiddeld duurt het dus vijf tot zeven jaar om een bekwaam leraar te worden. Lesgeven is het begeleiden van individuele leerprocessen, het is heel complex. Je moet strategieën bedenken om leerlingen tot leren te brengen. Daarvoor moet je goed zijn in vakdidactiek en communicatie, maar ook rust en ruimte in de school is van belang.”
De cruciale factor waarom het in Finland wel lukt, is volgens hem het vertrouwen van de school en de overheid in de leraar. “Het management bemoeit zich daar niet inhoudelijk met de lessen, inspectie ook niet. In Nederland gebeurt momenteel het omgekeerde, door steeds meer regels en toetsen zijn de leraren aan banden gelegd.”
Gefrustreerd
Tien jaar geleden beschreef Van Veen in zijn proefschrift Teachers’ emotions in a context of reforms wat onderwijsvernieuwingen, zoals het studiehuis en de basisvorming, doen met leraren. “Ze raakten er vaak gefrustreerd door, omdat er oplossingen aangereikt werden voor een probleem dat ze niet hadden. Er is namelijk niet één manier van lesgeven. Zo werd het studiehuis wel gepresenteerd. Dat demotiveert en tast mensen in hun professionaliteit aan. Wat de beste manier van lesgeven is, hangt af van veel factoren. De leerlingen, de lesstof, het tijdstip van de dag.” De grote vernieuwingsoperaties werden veroordeeld door de commissies-Dijsselbloem en -Rinnooy Kan, de leraar moet nu centraal staan. Toch ziet Van Veen nog steeds een grote bemoeizucht. “In Nederland barst het van de connaisseurs. Iedereen is een expert. Het hele circus bestaat nog steeds! Mensen die betaald worden om een mening te geven, al die bureaus, managers, besturen. Daar gaat heel veel geld in om. De vraag is, wordt het onderwijs daar beter van? Als dat niet zo is, laat het dan met rust.”
Tijdens zijn college waarschuwt hij voor scholingsplannen waar geen leraar aan te pas kwam. “Wie verdient er aan, wie wordt er beter van? Niet alle scholingsactiviteiten leiden tot verbetering.” Nog een advies: “Vraag de expert of hij de werking van zijn scholing gemeten heeft.” Als Van Veen daarom zelf vroeg kreeg hij vaak te horen dat het vooral om de discussie ging of om het samen zijn. “Kijk, daar heeft niemand wat aan. Er moet een relatie zijn tussen de interventie en de gewenste uitkomst. Anders moet je mensen niet lastig vallen.”
Wat werkt wel?
“Op school moet er tijd zijn om met elkaar te praten over goed onderwijs. Dat is moeilijk want de meeste schoolorganisaties zijn niet ingericht op het leren van leraren. Er is veel hectiek en chaos, een eigen werkplek is er niet. Managers zouden alle overbodige onzin buiten de deur moeten houden.” Toch gebeurt er wel wat. Aan de Groningse lerarenopleiding is een basisaanpak ontwikkeld waarmee leraren gecoacht worden of elkaar coachen. Hij kent een basisschool waar de nieuwe directeur een ingekakt team aantrof. “Ze schafte alle vergaderingen af, de tijd die vrijkwam kon dan aan verbetering van de lessen besteed worden. Als teamleden het nodig vonden om zaken te bespreken, dan gebeurde dat. Briljant! Iedereen knapte ervan op.” Op een school in Brabant maakten de docenten leerkringen. Ze vonden dat ze te weinig met elkaar in gesprek kwamen over de lessen. Uit Japan komt het voorbeeld van vier of vijf mensen die met elkaar een les maken. Eén van hen geeft de les en de anderen observeren. Als je het klein houdt zijn er wel vormen te bedenken waarbij je elkaar kunt helpen.”
Peer reviews, bij collega’s in de klas kijken, zijn tegenwoordig erg populair, maar ook die moeten volgens Van Veen wel aan bepaalde voorwaarden voldoen. “Roostertechnisch kan het anders niet, vooral als je 25 uur lesgeeft.” Vanuit de Groningse lerarenopleiding is er een project gestart om zeer zwakke basisscholen te helpen. “Wij onderzoeken waar de problemen zitten, kijken in de klas mee, coachen iemand en proberen samen oplossingen te vinden. In het algemeen kan het leren van leraren makkelijker georganiseerd worden. Dat kan in het werk zelf zitten. Zet iemand een keer op een andere bouw of in en andere klas, dat helpt enorm, daar heb je geen dure specialisten voor nodig.”
De universitaire lerarenopleiding met een paar jaar verlengen is zijn ideaal. “We kunnen dan twee keer per jaar komen observeren, en coachen en de beginnende leraren elk jaar een paar weken terug laten komen.”
{kadertje}
Hoe word je een betere leraar?
• Gooi de experts van buiten eruit en richt een studie- of een leergroep op.
• Analyseer samen leerlingwerk.
• Ontwerp, voer uit en evalueer samen lessen.
• Observeer elkaar.
• Neem nieuwe taken, zoals andere klassen, op je.