- blad nr 11
- 7-6-2014
- auteur . Overige
- Redactioneel
Etters en oogappels
Tekst Ilona Stuijt
:Knuffeljuf
Liesbeth (33), leerkracht in groep 1/2: “Ik ben een knuffeljuf. Ik vind dat je het aan een kindje mag laten merken als je hem lief vindt. Als een leerling blij de klas in komt en naar me toekomt, zeg ik al snel: ‘Wat ben je toch een lieverd.’ Een knuffel, een aai over de bol, dat doe ik vaker bij de kinderen die ik leuk vind. Al zorg ik er wel voor dat het andere kinderen niet opvalt.
Volgens mij heeft iedere leraar z’n voorkeuren. Ik vind vooral de sociale en enthousiaste kinderen lief. Het is de kunst om de oogappeltjes niet voor te trekken en de lastige kinderen niet steeds negatief te benaderen. Dat doe ik door ook te kijken naar de positieve kanten van een ‘ettertje’. Ieder kind heeft die. Je hebt soms de neiging om alleen nog maar boos te worden, maar daar wordt het niet leuker van. Wat ik vaak doe als een kind vervelend is in de kring, is dat ik het voor me op een stoel zet. Dan ziet hij alleen mij en kan hij niet kletsen met anderen. Is die leerling een tijdje rustig, dan vraag ik: ‘Zullen we het weer proberen?’ Als het dan goed gaat, geef ik een compliment. Door de combinatie complimenten en corrigeren zal een kind positief veranderen.
Toen ik net lesgaf, vond ik het lastiger om iedereen gelijk te behandelen. Het kwam voor dat ik een vervelend kind sneller en vaker kritiek gaf dan een lief kind. Ik kwam er later wel achter dat dat niet de oplossing is. Het is beter om je in een kind te verdiepen en erachter te komen wat hij wel prettig vindt. Dan krijg je een veel positievere band.
Ik probeer dus iedereen hetzelfde te behandelen, maar het komt nog steeds weleens voor dat ik een ‘ettertje’ sneller terechtwijs dan een lief kind. Dat gebeurde ook toen ik eens een vervelend, druk jongetje in de klas had. Totdat zijn ouders zeiden: ‘Jullie doen zo veel voor meisjes. Knutselen, thema lente, Pasen, allemaal dingen waar hij weinig mee heeft. Hij houdt van Star Wars, pistooltjes.’ Dat was voor mij een eyeopener. Toen hebben we het thema planeten gehad. Hij was blijer en daardoor kreeg ik een betere band met hem.
Als ik heel eerlijk ben, is er ook een verschil tussen hoe ik naar de ouders van ‘ettertjes’ en van leukerds kijk. Soms denk ik: Hoe is die opvoeding? Niet dat ik meteen denk dat de ouders het helemaal verkeerd doen, maar ik kijk wel kritischer als ouders een vervelend kind hebben. En het is gewoon zo: meestal hebben lieve kinderen ook aardige ouders.”
Leiders en volgers
Marjon (38), leerkracht in groep 6: “Een klas is een maatschappijtje op zich. Er heerst een bepaalde hiërarchie: er zijn een paar leiders en er zijn volgers. Sommigen zijn iets opener, anderen wat meer teruggetrokken. Nou is het zo dat je in de ‘gewone’ maatschappij de een aardiger vindt dan de ander. Maar naar kinderen toe werkt dat niet op die manier. Bij mij niet. Ik heb niet met het ene kind een betere klik dan met het andere. Natuurlijk zijn er kinderen die ongewenst gedrag vertonen, maar ik probeer altijd te achterhalen waar dat gedrag vandaan komt. Het gesprek aangaan met de leerling is belangrijk. Wat gebeurde er? Wat was er aan de hand? En dan is het daarna weer oké. Daardoor lukt het me om met alle kinderen een goede band op te bouwen.
Ik had eens een jongetje in de klas, een stout en aanwezig kind, volgens zijn vorige leraar. Toen ben ik aan het begin van het schooljaar bij het voetbal van die leerling gaan kijken. Dat deed ik om ervoor te zorgen dat ik wel een band zou krijgen met hem. Nou, hij groeide daarvan. Ik merkte het terug in zijn gedrag. Hij was helemaal niet zo lastig als werd gezegd. Dat soort dingen helpen om positief tegen een kind aan te kijken.
Hoe leuk ik al mijn leerlingen ook vind, ik corrigeer ze natuurlijk wel. Bij mij is het zo: na drie keer waarschuwen, ga je voor een half uurtje naar een andere juf. Even een pedagogische time-out. Maar als er zo’n time-out nodig is, betekent dat niet dat ik het kind ook meteen niet leuk vind.
Ik heb een opleiding gedaan tot leerkracht in het speciaal onderwijs. Veel kinderen blijven tegenwoordig in het reguliere onderwijs, terwijl ze vroeger misschien naar het speciaal onderwijs waren gegaan. Bijvoorbeeld kinderen met gedragsproblemen. Zij laten niet moedwillig ongewenst gedrag zien, daar is een oorzaak voor. Zolang ik daar naar blijf kijken, kan ik een kind nooit als ‘ettertje’ zien. Er is wel eens een dag dat het niet goed gaat tussen mij en een kind. Maar is het dan een vervelend kind? Nee, vind ik niet.”
Bloed onder je nagels
Casper (34), leerkracht in groep 1/2: “De leerlingen met wie ik snel een klik heb, zijn meestal degenen die op mij lijken. Die wat rustiger zijn. Niet de kinderen die op dag één al als een razende door de klas gaan. Dan ben je meteen aan het bijsturen. Met de jongens en meisjes die de eerste dag afwachtend zijn, heb ik sneller een band. Die moet je een beetje helpen en dat vind ik fijn. Al vind ik uiteraard dat je alle kinderen hetzelfde moet behandelen en met allemaal een band moet proberen op te bouwen. Natuurlijk zitten er leerlingen bij die het bloed onder je nagels vandaan halen, maar ik zeg altijd: ‘Elke dag is weer een nieuwe dag’. Ieder kind krijgt een nieuwe kans. Dat geldt voor jongens en meisjes die je leuk vindt, maar ook voor de ‘irritante’. Alle kinderen moeten zich gewaardeerd voelen.
Maar het gaat weleens mis. Ik heb eens bij een lief en aardig meisje gedacht: Jij kunt meer maken dan anderen in dezelfde situatie. Dat sloop erin, maar toen ik het besefte, heb ik het meteen doorbroken. Andersom komt ook voor. Ik had een jongetje in de klas met wie het vanaf het begin moeizaam verliep. Ook tussen zijn ouders en mij. Zij zagen niet wat ik zag, namelijk een kind met een speciale behoefte. Ze geloofden me niet. Het was een akelige situatie en daar hadden de ouders zeker mee te maken. Misschien dat ik mijn problemen met hen ook wel op het jongetje heb geprojecteerd. Ik werd niet boos op hem, maar merkte dat ik sneller geďrriteerd was. Hij voelde zich vervolgens niet veilig bij mij. Met hem is het niet gelukt om iets op te bouwen. Dat jongetje is het jaar erna naar een andere leraar gegaan. Dit is wel een uitzondering, hoor. Meestal doe ik er alles aan om ook een klik te krijgen met de ‘ettertjes’. Zo had ik ooit een druk jongetje in de klas met wie het maar niet wilde klikken. Ik wist niet wat ik met hem aan moest. Ik ergerde me veel aan hem en viel snel tegen hem uit. Om te observeren wat er gebeurde in ons contact heb ik video-interactietraining met hem gedaan. Toen ik beelden terugzag, zag ik dat hij erg zijn best deed om het goed te doen. In de kring bijvoorbeeld kon hij niet wachten op zijn beurt. Op de film zag ik dat hij het echt wilde, maar dat het niet lukte. Ik zag zijn behoefte. Vanaf toen gaf ik hem eerder de beurt. Er is toen zeker iets veranderd. Ik begreep hem beter en bij hem was de spanning eraf als ik hem sneller de beurt gaf. Daardoor werd hij rustig. Zo veranderde hij van een ettertje in een engeltje, haha.”