• blad nr 11
  • 7-6-2014
  • auteur G. van der Mee 
  • Redactioneel

Petten af, straattaal niet aan de orde 

Zwakke school vindt zich opnieuw uit

Wat is het beste voor zwakke leerlingen in een moeilijke wijk? Op het Mundus College in Amsterdam West werd het tij gekeerd. Iedereen doet nu aan bijscholing, er zijn workshops, docenten bezoeken elkaars lessen, er is zelfs een Mundus-les. “Een deel van het succes is dat mensen zich gehoord voelen.”

Vorig jaar november ging de vlag uit, de basisopleiding van het vmbo was niet langer zwak. “Er is al veel gebeurd”, zegt Dyane Brummelhuis, directeur van het Mundus College. “Maar we zitten nog midden in het proces. Leraren praten nu met elkaar over hun lessen, ze leren van elkaar. Dat is winst. Tot nu toe ging het in de lerarenkamer vaak over leerlingen, nu praten ze ook over hun eigen leergang.”
Het oude Nova College, onderdeel van de Esprit Scholengroep, werd begin dit jaar omgedoopt tot Mundus College. In het hoofdgebouw in Amsterdam West staat midden in de hal een grote boom, overal hangen posters met de huisregels. Brummelhuis laat trots de kantine zien met een grote mozaïekbank. De 1100 leerlingen van 52 verschillende nationaliteiten volgen of praktijkonderwijs of zitten op het vmbo met leerwegondersteunend onderwijs. Een kwart zit in de internationale schakelklas om Nederlands te leren.
Brummelhuis was leraar Duits en zit al 25 jaar in het onderwijs. “Ja, ik koos echt voor het vmbo. Ik heb ook leerlingbegeleiding gedaan, onder de nieuwkomers had ik vaak met getraumatiseerde kinderen te maken. Op een gegeven moment ben ik de opleiding voor schoolleiders gaan doen.” Met nog twee teamleiders is ze als enige van de oude schoolleiding overgebleven.
Twee jaar geleden wilde het bestuur van de Esprit Scholengroep namelijk het tij op het Nova College keren met de ‘kwaliteitsaanpak’. Aanleiding was de analyse van een ingehuurd adviesbureau, plus de negatieve beoordeling van de Onderwijsinspectie. De inspectie vond de docenten wel betrokken, maar vaak didactisch zwak. Ook werden er vraagtekens gezet bij de kwaliteit van de schoolleiding. In haar oordeel hield de inspectie wel rekening met de leerlingenpopulatie. Naast achterstanden in taal en rekenen, hebben ook veel leerlingen sociaal-emotionele problemen. Toch bleef de conclusie: zwak.
Volgens Brummelhuis zijn er wel eerder pogingen geweest om de lessen te verbeteren. “Die waren meer op de leerlingen gericht. Natuurlijk had de school een budget van 10 procent voor bijscholing, maar er was geen plan, de scholing was niet gericht op de dagelijkse didactiek in de klas. Wij hebben op school een vergrijsd lerarenbestand. Er waren veel praktijkmensen die allemaal een eigen aanpak hadden.”
Anja Beemster, docent Nederlands, denkt dat de mensen op de werkvloer indertijd te weinig bij de verbeteringen betrokken werden. “Nu is er eerst met iedereen gesproken, ook met de leerlingen. Vervolgens zijn we in groepen van twintig ingedeeld om met elkaar te praten over de toekomst. Iedereen wilde een betere school. Een deel van het huidige succes is volgens mij, dat mensen zich gehoord voelen.”
Volgens haar wordt er ongelooflijk veel inventiviteit gevraagd van het personeel. “Wij zijn geen standaard school. Wij moeten in onze didactiek heel creatief zijn om deze leerlingen te bereiken.”

Leergangen
Al het personeel, inclusief de leiding, moest na het negatieve inspectieoordeel een assessment ondergaan. Het Centrum voor Nascholing beoordeelde iedere docent op zijn lesgevende competenties. Daarna was er een gesprek over de eigen les. Na de assessments werd het personeel ingedeeld bij een van de twaalf leergangen. De bijscholing is verplicht. Dat betekent dat ze één keer in de week bezig zijn met onderwerpen als samenwerkend leren, motivatie verhogende didactiek, differentiëren of klassenmanagement. “Het leuke is dat de leergangen verticaal zijn ingedeeld”, zegt Brummelhuis, “dus mensen van zorg & welzijn zitten bij leraren van vmbo onderbouw. Die praten voor het eerst met elkaar over lesgeven. Dit is nou echt een lerende organisatie, maar die komt niet vanzelf op gang.”
Naast de leergangen zijn er ook ontwikkelgroepen samengesteld. Zo’n kleine honderd docenten zitten wekelijks bij elkaar in groepen en praten over de schoolcultuur, talentontwikkeling, ouderparticipatie, of de zogeheten Mundus-les.
Beemster, die al twaalf jaar Nederlands geeft, zit in de groep die de Mundus-les ontwikkelt. “Bij iedere les, dus ook de praktijklessen, staat kort en helder op het bord wat het doel is van de les. Dan volgt er een korte instructie, daarna gaan de leerlingen aan de slag en het laatste deel is de reflectie. We bekijken of iedereen wat geleerd heeft. Je kunt een quiz houden of de leerlingen maken zelf vragen voor een toets. Die je dan ook echt moet geven.”
In haar eigen schakelklas gebruikt ze het Jeugdjournaal vaak als luisteroefening. “Dan schrijf ik bijvoorbeeld als doel op dat ze een vraag met een hele zin moeten beantwoorden.” Omdat Beemster voor de academische opleidingsschool van Esprit Academie onderzoek mag doen, onderzoekt zij nu of de Mundus-les rendement heeft.

Straatcultuur
De straatcultuur van Amsterdam West was ook de school ingeslopen. Brummelhuis: “Op straat doen ze stoer, dat geeft een zekere status, dat wordt dan in de school voortgezet. Hoe reageer je daar op? Wij zijn allemaal van de witte middenklasse. Ga je macht uitoefenen of laat je dingen passeren, zoals met petten en met muziek op lopen in school? Of ga je het gesprek aan en leg je de lat hoger en laat je het gewenste gedrag zien? Je moet preventief bezig zijn, met heel duidelijke leef- en gedragregels. Petten af, straattaal is niet aan de orde, bij iedere les geeft de leraar iedereen een hand. Als je hier nu de drempel over komt dan is dat de overgang naar een andere cultuur, die ze thuis niet automatisch leren. Dat heeft ook met veiligheid te maken, want die straatcultuur is voor mijn meisjes vaak niet prettig.”
Er zijn schoolcoaches aangesteld, docenten die een deel van de tijd daarmee bezig zijn, kunnen hun collega’s ook in de les bijstaan. “In dit beroep ben je heel solitair bezig. Bij mijn eerste les zaten ze meer onder de tafel dan erachter. Was er een schoolcoach geweest, dan had me dat veel ellende bespaard. Zij praten met docenten om hen te helpen op het gedrag van leerlingen te reageren.”
Een masterclass van socioloog Ilias el Hadioui maakte veel duidelijk voor Anja Beemster. “Je hebt de neiging leerlingen tegemoet te komen. Ilias maakte duidelijk dat het juist voor hen belangrijk is een onderscheid te maken tussen wat je op straat doet en hoe je je in school gedraagt. Respect voor elkaar hebben moet je leren.”

Werkdruk
Alle veranderingen vallen sommige leraren zwaar, waardoor mensen te veel werkdruk ervaren. Beemster ziet aan de andere kant ook dat mensen nu hun lesprobleem in een workshop aan de orde stellen. “Daar praten we dan met elkaar over.” Brummelhuis beseft dat het voor veel leraren zwaar is om één keer per week na de les bezig te zijn met een leergang. “Zo’n leergang is veel, honderd uur bij elkaar. Ze worden wel geholpen met het maken van verslagen, maar moeten het tenslotte zelf doen.”
De medezeggenschapsraad heeft vanaf het eerste begin meegepraat over de veranderingen. Sjaak Meerdink, voorzitter van de (G)MR, ziet ook dat de werkdruk is toegenomen. “Maar ik denk dat we niet veel keus hebben. De school moet beter, dat vindt niet alleen de inspectie, maar ook een groot deel van het personeel, de leiding en het bestuur. We proberen zoveel mogelijk zaken bespreekbaar te maken. Het contact met de directeur is goed, ook al zijn we het niet altijd eens. Een pijnloze reorganisatie heb ik nog nooit meegemaakt.”
Het goede nieuws is dat de basisopleiding niet langer zwak is. Jammer vindt Brummelhuis het dat de theoretische leerweg nu is ondergebracht bij het Marcanti College, een andere school van de Esprit Groep. “Maar we moeten doen waar we goed in zijn. Nu kunnen onze leerlingen van de internationale schakelklas met talent naar Marcanti, daar is ook een havo.”
Waar de directeur ook nog echt mee worstelt is de doorlopende leerlijn naar het roc. “Ik denk dat we veel praktijkschoolleerlingen toch naar werk moeten begeleiden, terwijl ze graag naar het mbo willen. Maar ik ben bang dat hun niveau te laag is, vanaf 2016 worden er eisen gesteld aan taal en rekenen. Als ze dan uitvallen is dat een teleurstelling.” Ze vindt dat vmbo-leerlingen nu veel te vroeg moeten kiezen. “Nu kiezen ze vaak handel en administratie, terwijl daar de uitval heel groot is. Maar mijn leerlingen willen gewoon ook chique dingen, die willen niet als twaalfjarige al met een hamer aan de slag. Leerlingen van havo/vwo hoeven ook niet zo vroeg te kiezen.” Haar ideaal is een brede vmbo-opleiding waar leerlingen niet gelijk hoeven te kiezen. “De eerste drie jaar wordt besteed aan vorming, passie, aanleg en ook praktijk. Wat kan ik, wat wil ik. Voor de techniek een mooi technasium op vmbo-niveau. Gelukkig biedt het vernieuwde vmbo nu meer ruimte.”

Dit bericht delen:

© 2025 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.