- blad nr 14
- 26-8-2000
- auteur G. van der Mee
- Redactioneel
ŒHet montessori-onderwijs is anders, wij zijn de speciaalzaak tegenover de supermarkten¹
Zware tijden voor het paradepaardje van de vernieuwing
Wat is er aan de hand met het montessori-onderwijs, altijd het paradepaardje van de vernieuwing? Vooral bij zwarte scholen is er twijfel over de bruikbaarheid van deze pedagogiek. Doorgewinterde montessorianen zijn het spoor bijster, weten niet hoe het verder moet.
Tjeerd Mijnster (50), voorzitter van de sectie basisonderwijs in de Nederlandse Montessorivereniging, is niet zo somber. Als hij de huidige periode moet typeren spreekt hij liever van Œspannend¹ dan van crisis. ³Het spant erom of we voldoende in staat zijn wat losser om te gaan met de vorm en tegelijkertijd de uitgangspunten weer strak weten te trekken.²
Mijnster is schoolbegeleider. Daarvoor was hij hoofd van een vernieuwingsschool in Bergen op Zoom. Als schoolbegeleider raakte hij verzeild in het montessori-onderwijs waarvoor hij nu bij de dienst verantwoordelijk is. ³Je moet met je tijd meegaan², vindt hij. ³Je kunt niet zeggen Œdeze veranderingen bevallen mij niet, dus ik blijf doen wat ik altijd deed¹. Dat is hetzelfde als een bakker die wit brood blijft bakken terwijl de hele buurt volkoren wil.² Veranderen betekent voor hem andere vormen gebruiken, maar wel de principes van de montessoripedagogiek overeind houden. ³Ik bedoel, je kunt kinderen ook in groepjes individueel laten leren. Toetsen druist niet in tegen onze principes en een leerlingvolgsysteem hoort nou juist heel erg bij ons. Maar sommigen raken in verwarring wanneer ze niet meer de oude vormen kunnen hanteren.²
De montessoripedagogiek die aan het begin van de vorig eeuw voor het eerst werd toegepast, gaat ervan uit dat ieder kind zijn eigen ontwikkeling heeft. Daarom moet het kind zijn eigen tempo aangeven en, geprikkeld door het materiaal in zijn omgeving, zelf steeds de volgende stap zetten. Het onderwijs appelleert aan de natuurlijke nieuwsgierigheid van een kind. Is ieder kind geschikt voor dit onderwijs? Dus ook het kind dat de Nederlandse taal nog niet machtig is, thuis in een bevelhuishouding leeft en doodmoe op school komt? Heeft dat niet veel meer structuur en aanbod nodig?
Tjeerd Mijnster: ³Natuurlijk gaat het er op een zwarte school anders aan toe. Je moet de problemen waar je tegenaan loopt dus analyseren en onmiddellijk ingrijpen wanneer een kind na drie maanden onvoldoende vorderingen maakt. Veel mensen denken dat dat niet bij montessori hoort, maar dat is niet zo. Aan de andere kant, welke gewone school is geschikter voor dergelijke kinderen? Het is maar de vraag of ze plezier houden in school als ze merken dat ze steeds achterblijven bij de groep. Bij ons worden kinderen niet afgerekend op hun fouten, maar geven we aan wat ze al kunnen. Het allereerste onderwijs van Maria Montessori was tenslotte ook bedoeld voor de kinderen in de achterstandswijken in Rome.²
Bloei
Thea van Diemen-Berkhout (³Ik ben een pedagoog voor het jonge kind²) begon haar loopbaan in 1957 als kleuterjuf op een montessorischool, studeerde pedagogie, werkte vervolgens bij het APS en op de Montessori-pabo van de Hogeschool van Amsterdam. Daar valt ze nu nog vaak in en zij houdt zich bezig met nascholing. Voor de Montessorivereniging zit ze in de redactie van het ledenblad. Ze herinnert zich de geweldige bloei van de montessorischolen eind jaren zestig. ³Het ging zover dat er vanuit het ministerie projecten werden opgezet. In de Wet op het basisonderwijs werden vervolgens onze principes - het volgen van de ontwikkeling van het kind, adaptief onderwijs - opgenomen. De opvoeding veranderde heel erg, ouders moesten vriendjes worden van hun kind. Het regulier onderwijs heeft bepaalde zaken wel overgenomen van het vernieuwingsonderwijs, maar had altijd moeite met gedifferentieerd lesgeven. Daar wordt nu nog steeds uitgegaan van de lesstof en van het gemiddelde kind met een gemiddeld tempo.²
Volgens Van Diemen is vooral op de openbare montessorischolen in Amsterdam de fut er een beetje uit. De hoofdstad was met 26 montessorischolen, waarvan twintig openbaar, traditioneel een bolwerk. Maar er duiken steeds meer problemen op. De Cito-toets werd overal verplicht. Van Diemen: ³Door die toets ging iedereen de resultaten vergelijken en binnen de kortste keren hadden scholen een slechte naam. Ouders zijn inmiddels ook weer erg veranderd, ze zijn kritischer, kijken meer naar het product. Onder druk daarvan besloten zeker acht scholen om methoden over te nemen die eigenlijk bedoeld zijn voor klassikaal onderwijs.²
In montessoriland is dat een heikele onderneming, omdat bij de meeste methoden de lesstof centraal staat en niet de leerling. Een ander pijnpunt zijn de drie verschillende leeftijdsgroepen die traditioneel in één montessoriklas thuishoren. De verschillen in leeftijd horen bij het leerproces, dat ervan uitgaat dat de ene leerling de andere wat kan leren. Veel leerkrachten met moeilijke leerlingen vinden het echter onwerkbaar worden, vooral wanneer taal- of rekenmethoden worden geïntroduceerd waarmee ze in groepen moeten werken. Hier en daar besloten scholen om op twee in plaats van drie leeftijdsgroepen over te gaan. Van Diemen: ³Ik ken een school in Amsterdam die daar nu mee bezig is, een gigantische reorganisatie en wat levert het op?²
Ook Mijnster denkt dat twee leeftijdsgroepen geen soelaas biedt voor de organisatorische problemen in een klas. ³Ik denk dat je dezelfde problemen houdt. Als je met leerlingen apart in een groep wilt werken, bijvoorbeeld aan taalontwikkeling, dan betekent dat vooral dat de rest goed zelfstandig moet kunnen werken. Daarin moet je vanaf het eerste jaar investeren. Het vraagt veel van de leerkracht, die moet precies weten op welk moment een kind bepaalde dingen hoort te kunnen.² Grijnzend: ³Ik zeg wel eens Œer zijn te veel geduldige kinderen¹. Daarmee bedoel ik dat alert klassenmanagement, waarbij er op tijd wordt ingegrepen als een kind te weinig doet, nog onvoldoende ontwikkeld is. Eigenlijk moet een leidster bij ons meer discipline hebben, ze moet alles heel precies bijhouden, anders wordt het een rommeltje.²
De personeelstekorten in het basisonderwijs komen voor de montessorischolen daarom dubbel zo hard aan. Niet iedere leerkracht kan er zomaar invallen. Mijnster: ³Het is een groot probleem, mensen moeten echt geschoold zijn in deze manier van lesgeven, dat kun je niet zomaar.²
In gebreke
De vernieuwingsscholen kwamen de afgelopen jaren een aantal malen negatief in het nieuws. Trouw publiceerde gegevens van het voortgezet onderwijs waarin sommige montessorischolen beneden het gemiddelde scoorden. De Volkskrant concludeerde aan de hand van de gegevens van twintig schoolonderzoeken in het basisonderwijs dat ook daar het montessori-onderwijs achterbleef. Daarbovenop was er het nieuws over de 14de montessorischool in Amsterdam, waar een ouder voor de rechtbank aantoonde hoezeer de school in gebreke was gebleven.
Tjeerd Mijnster had er veel werk aan om te achterhalen wat de oorzaak was van de problemen. ³Ik heb toen van alle scholen de onderzoeken van de inspectie opgevraagd, het bleek dat ze gemiddeld niet slechter zijn dan de reguliere scholen. Het punt was vooral dat voor de inspectie niet duidelijk werd hoe wij met de kerndoelen omgaan. Er zijn kerndoelen waar wij niets over hebben. We zijn er nu mee bezig om dat voor iedereen doorzichtig te maken. Samen met de inspectie stellen we een soort handleidingen voor de scholen op.²
Werd het materiaal dat Maria Montessori honderd jaar geleden ontwikkelde, ooit aangepast aan deze tijd?
Mijnster: ³Nee, er is wel wat bij taal aangepast, maar verder hangt het van de school af welke toepassingen ze gebruiken. Sommige zijn bezig met het omvormen van bestaande methoden bijvoorbeeld van realistisch rekenen. In de onderbouw is het niet zo¹n probleem, de veranderingen doen zich vooral voor in de bovenbouw. Het onderwijs is nu veel meer in ontwikkeling, er is veel meer gaande dan tien jaar geleden.²
Is de vereniging dan niet iets te laat wakker geworden?
Mijnster: ³Ja, wij zijn nu bezig met een inhaalslag. De vereniging bestond ook altijd uit vrijwilligers, we hebben nu een professioneler apparaat en ik hoop dat dat zijn uitwerking heeft.²
Het blad van de vereniging, Montessori-mededelingen, doet verslag van een conferentie over de toekomst van het montessori-onderwijs. Kern van de problemen is de vergrijzing en het ontbreken van pedagogisch-didactische ondersteuning, bijvoorbeeld bij de invoering van realistisch rekenen. Er is behoefte aan herformulering van de uitgangspunten, die een eeuw geleden werden opgesteld. ŒDe uiterste consequentie van een hernieuwde analyse(..) zou kunnen zijn dat we moeten besluiten de naam montessori op te geven.¹
Veters strikken
In hetzelfde nummer laat Annemarie Noorman weten dat scholen die de leerstof van inmiddels aangeschafte methoden centraal stellen (een tweede stap is klassikaal lesgeven), net zo goed het bordje montessori meteen van de gevel kunnen halen.
Thea van Diemen is het daarmee eens: ³Na die golf van de jaren zeventig bevinden we ons nu in de luwte daarvan. Bezinning is nodig. Willen we lijken op al het andere onderwijs of staan we voor onze principes? Wij zijn erg gericht op het leerproces, minder op het product. Je zou ook heel duidelijk kunnen zeggen: Wij zijn anders, wij zijn de speciaalzaak tegenover de supermarkten.²
Ouders speelden een belangrijke rol bij de bloei van de montessorischolen. Nu zijn het opnieuw de ouders die voor een deel de oorzaak zijn van de neergang, ze zijn òf veel kritischer òf niet geïnteresseerd. Op de conferentie over de toekomst wordt aangegeven dat men de Œallochtone bevolkingsgroep¹ graag binnenboord heeft. Veel kinderen van Turkse of Marokkaanse ouders raken echter in de war omdat ze thuis niet gewend zijn mee te beslissen. Ze komen in een heel ander pedagogisch klimaat. Is dat niet erg moeilijk voor een team?
Tjeerd Mijnster: ³Ja, het is natuurlijk anders dan wat we gewend waren. Wij adviseren om van tevoren heel duidelijk te maken aan de ouders wat de principes van het onderwijs zijn. Daarnaast kun je een opvoedavond organiseren waarbij je aangeeft dat wij heel erg gericht zijn op het zelfstandig maken van het kind. Want er zijn ouders die alles voor hun kind doen, de klas inkomen en alsnog de veters gaan strikken van Pietje.²
Thea van Diemen bestrijdt dat het alleen zwarte scholen zijn waar het moeilijk gaat. ³Natuurlijk is het niet makkelijk als ouders niets weten, als kinderen thuis geslagen worden, geen speelgoed hebben en in een bevelstructuur leven. Toch zie je vooral meisjes soms helemaal opbloeien. Die mogen opeens allemaal dingen gebruiken, zoals een bezempje of een zeempje, die ze anders nooit mogen aanraken. Ik ken een zwarte montessorischool in Rotterdam waar het juist heel goed gaat, terwijl witte scholen in Amsterdam bezweken zijn onder de kritische houding van de ouders. Die zijn erg veranderd in de afgelopen vijf jaar. Scholen worden echt afgerekend op hun prestaties, er wordt gewinkeld in het onderwijs en men verwacht ook nog eens dat we de kinderen opvoeden.² Volgens Van Diemen komen verwaarloosde kinderen net zo goed voor bij hoogopgeleide ouders. ³Dan vragen ze aan de juf: Naar wie ga ik vanmiddag? En dan komen ze na het weekeinde in dezelfde kleren weer terug want niemand heeft eraan gedacht om het kind in bad te stoppen.² Ze denkt dat ouders tegenwoordig minder geduld hebben: ³In theorie vinden ze het principe Œrekening houden met verschillen¹ heel goed, maar in de praktijk kunnen ze het moeilijk accepteren wanneer hun kind zich wat langzamer ontwikkelt.²
Mikpunt
De Montessori-pabo in Amsterdam was dit jaar in Het Onderwijsblad 7 het mikpunt van kritiek van twee vierdejaars studenten. Zij vonden dat ze onvoldoende toegerust voor de klas kwamen. Van Diemen kent de kritiek, ze werkt er nu nog vooral als invaller, maar heeft de perikelen allemaal meegemaakt. ³De afgelopen jaren waren chaotisch, door de fusies. Eerst was de Montessori-opleiding apart, toen moest die fuseren met de reguliere pabo en enkele noodlijdende lerarenopleidingen. Vervolgens kreeg de reguliere een rode kaart van de visitatiecommissie. Toen werd besloten om de Montessori-opleiding, die ook een aantal kritische aantekeningen had, weer los te koppelen. Natuurlijk is het terecht dat de verwachtingen hoog liggen, ook vanuit de scholen. Andersom is het soms heel moeilijk voor een student wanneer hij een stageplek krijgt op een school waar geen montessorimateriaal meer gebruikt wordt. Met dat soort dingen heeft de opleiding ook te maken.²
In het hele land zijn er zes initiële montessori-opleidingen en op acht pabo¹s kan een omscholingscursus worden gevolgd. De Montessorivereniging verstrekt de diploma¹s. Van Diemen is in een werkgroep van de vereniging bezig met een nieuw leerplan voor de opleidingen. Ze is ervan overtuigd dat het montessori-onderwijs sterker uit deze situatie komt: ³In de 21ste eeuw worden wij weer het puikje van de vernieuwing.²