• blad nr 6
  • 22-3-2014
  • auteur L. Douma 
  • Redactioneel

Vanzelfsprekendheid staat onder druk 

Nooit meer huiswerk

“De vanzelfsprekendheid van huiswerk maken staat onder druk”, zegt een conrector. Vaak is het aan de docent om te beslissen hoeveel huiswerk wordt opgegeven. De verschillen zijn soms groot. Bovendien wordt er te weinig stilgestaan bij het nut van huiswerk.

“Op school kun je uitleggen hoe een fiets werkt: je hebt wielen, een ketting, als je trapt beweeg je je voort. Maar om te kunnen fietsen, moet je oefenen. Thuis moet je vallen en opstaan. Daar dient huiswerk toe.” Aan het woord is Ankie Remijn, oud-leraar en eigenaar van het bedrijf Investeren in Leren dat onder andere een huiswerkklas heeft.
Voor Remijn is het duidelijk: oefenen is noodzakelijk voor leren. En huiswerk is een prima manier van oefenen. Verschillende onderzoeken beamen dit. Uit een analyse van de Nieuw-Zeelandse onderzoeker John Hattie blijkt dat huiswerk een positief effect heeft op het leereffect. Hattie heeft daarvoor de gegevens uit meer dan achthonderd onderzoeken geanalyseerd, die op hun beurt de resultaten van meer dan 50 duizend studies bundelden. Dankzij het monnikenwerk van Hattie staat de kracht van huiswerk vast. Door huiswerk onthouden en begrijpen leerlingen de lesstof beter. Ook bevordert het de verwerking van informatie en leren leerlingen kritisch na te denken over waar ze mee bezig zijn.
Daarnaast is huiswerk in veel gevallen een voorbereiding op de volgende les, zeggen andere onderzoekers. Maar de voornaamste reden voor docenten om huiswerk op te geven is misschien wel omdat het zo hoort. Sommige docenten voelen zich een betere leraar als ze veel huiswerk opgeven. Ook is het bij sommige vakken de enige manier om het gehele curriculum binnen een schooljaar door te werken.
Maar, het resultaat van huiswerk maken is relatief klein, zegt Hattie ook. Leraren zouden wel eens wat langer stil mogen staan bij het fenomeen huiswerk. Want te veel huiswerk heeft een averechts effect. Als er bij een leerling verzadiging optreedt, uit zich dat in desinteresse en vermoeidheid. Bovendien zal een leerling die een oefening op school niet snapt, thuis ook niet ver komen.

Huiswerkklas
Koren op de molen van docent economie Ferry Haan. “Ik erger me bijvoorbeeld aan het opgeven van woordjes bij de talen. Leerlingen – lees: jongens – hebben moeite met woordjes leren. Maar het wordt wel van hen gevraagd en als ze die woordjes niet beheersen, worden ze er op afgerekend. Dat vind ik niet kunnen. Als woordjes leren kennelijk zo belangrijk is, moet je daar lestijd voor inrichten.”
Haan heeft niets tegen het oefenen van lesstof zodat deze beklijft. Wat hem tegenstaat aan huiswerk is dat het thuis gemaakt moet worden. Of nee: “Sommigen zeggen dat het in staat zijn om huiswerk te maken een vorm van zelfredzaamheid is, die we moeten bevorderen door huiswerk op te geven. Wat mij betreft mogen leerlingen ook thuis hun huiswerk maken. Maar dan in het vooruit. De leerlingen zouden het huiswerk van de dag op school moeten kunnen maken volgens de regel: huiswerk nog niet af, dan nog niet naar huis.”
Het zijn de huiswerkinstituten die Haans aversie tegen huiswerk hebben aangewakkerd. “Wat voor een docent ontzettend irritant is, is dat leerlingen na schooltijd voor veel geld wel aan het werk gaan en tijdens de les niet. Sommige leerlingen sparen zelfs hun werk op, zodat ze die anderhalf uur tijdens de huiswerkbegeleiding tenminste wat te doen hebben. Dan werkt zo’n huiswerkinstituut tegen wat je eigenlijk zou willen.” Bovendien: “Het stoort me dat kinderen met ouders die de financiële armslag hebben, meer kansen hebben. Ik merk het verschil echt wel tussen leerlingen die wel en niet naar een huiswerkinstituut gaan. Dat is logisch. Als ik aan mijn 5-vwo vraag hoeveel tijd zij met huiswerk bezig zijn, dan schrik ik. Het merendeel haalt het uur per dag niet. Dus als je dan op een instituut ineens anderhalf uur per dag met je huiswerk bezig bent en ook nog eens proefwerkbegeleiding krijgt, dan willen de resultaten wel omhoogschieten.” Niet dat Haan tegen hoge resultaten is. Uiteraard niet, maar hij wil ze voor alle leerlingen. Wat hem betreft krijgt dus elke school voor elke leerling een huiswerkinstituut, all-in.

Geen mallemoer
Dat huiswerk de sociale ongelijkheid vergroot, concludeert ook de Duitse onderwijskundige Jutta Allmendinger. Hoogopgeleide ouders hebben meer tijd en kennis om hun kroost kundig te begeleiden. En hebben meer geld om ze naar een professional te sturen.
Erik Kamerbeek, conrector van het Utrechts Stedelijk Gymnasium, vindt niet dat huiswerk sociale ongelijkheid per se vergroot. “Je hebt ook hoogopgeleide, werkende ouders die zeggen: Jij wilde zo graag naar het gymnasium, zie dan ook maar dat je het redt. En er zijn laagopgeleide, al dan niet allochtone ouders die zo trots op hun kind zijn dat ze het op alle mogelijke manieren ondersteunen.”
Kamerbeek stelt niet zozeer het nut van huiswerk ter discussie als wel de vanzelfsprekendheid van het maken van huiswerk. “Twintig jaar geleden was het hebben van een huiswerkklas op een gymnasium ondenkbaar. Nu hebben wij er één. De buitenwacht denkt dat alle gymnasiasten keurig hun huiswerk maken. Dat is niet zo. Vooral jongens in de klassen 3, 4 en 5 willen hun huiswerk nog wel eens links laten liggen.” Om te voorkomen dat deze leerlingen doubleren of naar een andere school moeten, hebben ze in Utrecht een verplichte huiswerkklas. “Wij werken met een voortschrijdend gemiddelde. Als een mentor signaleert dat een leerling dreigt te blijven zitten, dan moet een leerling in een huiswerkklas op school zijn huiswerk maken. Of de leerling mag naar een huiswerkinstituut. In ieder geval moet er iets gebeuren. Is je volgende rapport bevorderbaar? Dan krijg je je zelfstandigheid terug.”
Sinds twee jaar werkt het Utrechts Stedelijk op deze manier. “Het werkt. Sommige leerlingen ervaren het als straf, maar floreren er wel bij. Anderen zeggen: Goh, ik heb in tijden niet zo lekker gewerkt. En voor weer andere leerlingen is het bestaan van die klas al een argument er harder aan te trekken.”
Een huiswerkinstituut binnen de school oprichten voor alle leerlingen, zoals economiedocent Haan graag wil, vindt Kamerbeek geen optie. “Voor zeker driekwart van de leerlingen is het niet nodig. Bij veel vakken wordt het huiswerk al voor een deel in de les gemaakt. Dus in die zin is het al geen echt huiswerk meer. Maar als dat nodig is, zijn wij wel bereid de huiswerkklas uit te breiden. Bovendien overwegen wij vanaf volgend jaar aan een groepje dat dat nodig heeft, trainingen in studievaardigheid aan te bieden. Want wij merken dat de leerlingen die geen huiswerk maken vaak juist heel intelligent zijn. Zij hebben het lang niet nodig gehad om huiswerk te maken, deden geen mallemoer, maar lopen daarop uiteindelijk wel vast. Hen willen we leren hoe je huiswerk maakt.”

Mobieltje weg
Over hoe je huiswerk maakt, heeft Remijn van Investeren in Leren wel wat ideeën. “Het is belangrijk dat je huiswerk bijhoudt. Anders krijg je wat ik het sneeuwschuifeffect noem. Dan komt de toets en moet je eerst achterstallig onderhoud wegwerken.”
Nog een advies voor leerlingen: mobieltje weg tijdens het huiswerk maken. “Het is bekend dat kinderen nog minder kunnen multitasken dan volwassenen. Nou, ik heb moeite me te concentreren als ik zie dat er op mijn telefoon een bericht binnenkomt. Dus dat gaat zeker op voor een puber.”
In haar huiswerkklas hanteert Remijn een strak schema. “Leerlingen maken drie kwartier huiswerk. Dan gaat er een belletje en krijgen ze tien minuten om even iets anders te doen: een kopje thee pakken, naar de wc gaan, sms’en. Daarna is het mobieltje inleveren en weer aan het werk.”

Hoeveelheid
Dat de vanzelfsprekendheid van huiswerk onder druk staat, zoals de Utrechtse conrector Kamerbeek zegt, is ook iets dat het Onderwijsblad ondervond. Verschillende middelbare scholen hebben een huiswerkbeleid in hun schoolgids opgenomen. Maar ze voelen zich niet geroepen dat beleid toe te lichten omdat ze toevallig net bezig zijn het huiswerkbeleid aan te passen. Aandachtspunt zou dan de onderlinge afstemming moeten zijn. ‘Bij de school waar ik werk wordt veel huiswerk opgegeven’, schrijft docent Sylvia op een forum van de site Onderwijs van morgen. ‘Wat me de laatste tijd opvalt is dat docenten van verschillende vakken niet weten wat andere docenten als huiswerk hebben opgegeven. Dat leidt weleens tot een te hoge belasting van de leerlingen.’
“Op zich hanteren wij binnen de sectie allemaal dezelfde studieplanner”, vertelt economiedocent Haan. “Iedereen gebruikt hetzelfde schema, maar hoe je je einddoel bereikt, verschilt. Dus binnen de sectie zijn er al verschillen. Buiten de sectie, tussen de verschillende vakken, zijn de verschillen nog groter. Daar is geen overleg over.” Haan zelf geeft zo min mogelijk huiswerk op.
“Binnen de secties zijn wel afspraken over de hoeveelheid huiswerk”, vertelt conrector Kamerbeek over zijn school. “Maar er zijn geen schoolbrede regels. Wel heb ik gevraagd of collega’s de week voor de toetsweek – als leerlingen moeten leren – niet te veel huiswerk willen opgegeven.”

{kader 1}
Tips

De Amerikaanse onderzoekers Robert Marzano en Debra Pickering hebben in The case for and against homework (2007) een paar richtlijnen opgesteld waaraan huiswerk moet voldoen:
• Geef alleen huiswerk op dat nuttig is. Het doel van huiswerk moet bijvoorbeeld zijn het introduceren van nieuwe informatie; het oefenen van een vaardigheid die de leerling zelfstandig, maar nog niet ‘vloeiend’ kan uitvoeren; voortborduren op de informatie die is behandeld in de les; de kennis van de leerling verdiepen en de leerling de mogelijkheid bieden om zelf informatie over de behandelde onderwerpen op te zoeken.
• Sta stil bij de moeilijkheidsgraad. De leerling moet in staat zijn om de opdracht zelfstandig naar behoren te maken, maar de opdracht dient wel uitdagend genoeg te zijn.
• Denk na over de rol van de ouder. Zorg ervoor dat ouders die hun kind helpen niet de rol van docent op zich hoeven te nemen. Dit zorgt voor onduidelijkheid, bijvoorbeeld doordat de uitleg van de ouder heel anders kan zijn dan die van de docent.
• Houd de hoeveelheid opgegeven huiswerk in de gaten. Bedenk dat de taak niet te veel tijd in beslag moet nemen, omdat de leerling dan sneller zijn interesse verliest.

‘Een lerende docent is een goede docent’

Leraren die sterk gericht zijn op het leren en ontwikkelen van hun leerlingen, ontwikkelen zichzelf ook meer. Dat blijkt uit promotieonderzoek van Siebrich de Vries van de Rijksuniversiteit Groningen. “Een deel van de leraren ontwikkelt zich vrijwel helemaal niet. Dat is zorgelijk.”

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.