• blad nr 5
  • 8-3-2014
  • auteur W. de Lange, de 
  • Column

 

Racisme

“Kenny is bij het station in elkaar geslagen! Door een stel négers!” Sharon schreeuwt het door de hal. Het is vrijdagmiddag, de school was aan het leeglopen. Een wild verhaal borrelt meteen omhoog: Kenny zou in elkaar geslagen zijn omdat hij een valentijnsroos had gegeven aan de zus van Ricky. Een paar dagen later zal blijken dat het anders zit. Nu, op deze vrijdagmiddag, bonjouren we alle leerlingen naar buiten. Weg, weg, dan kan een bhv’er rustig naar Kenny kijken. Die huilt en kreunt en kijkt verbijsterd.
Terwijl wij bonjouren, werkt Savannah zich naar binnen. Ze veegt de armen opzij die haar proberen tegen te houden. “Waar ga jij heen”, roept meester El Kadi, de beheerder. Hij klinkt moe en getergd. “Bemoei je er niet mee”, zegt Savannah en loopt de trap op naar boven. Een verwende meid van vijftien, die een keiharde werker van in de vijftig zo toespreekt. “Zeg, wil jij je wel eens gedragen”, schreeuw ik. “Geef eens gewoon antwoord. Waarom moet jij naar binnen?” Ze kijkt niet om. “Ik moet me melden”, snauwt ze.
Deze kleine gebeurtenis zit vol ‘etnische’ en ‘culturele’ elementjes, vol oordelen en vooroordelen, waarvan ik er maar een paar heb prijsgegeven. Oordelen en vooroordelen, wat doe je ermee? Ik geef u een kleine bloemlezing uit de mijne: ‘Als Surinamers nou ook al de eer van een jong zusje gaan verdedigen, raken we nog verder van huis.’ En: ‘Waarom schreeuwt Sharon ‘negers’? Zijn ze racistisch bij haar thuis?’ En: ‘Hoe komt het dat Surinaamse meiden docenten behandelen alsof het vloermatjes zijn?’
Zo, daar heeft u er een paar. Meer vertel ik niet. Ik veeg liever mijn straatje schoon: zijn er mensen die het wel kunnen laten hun ervaringen te veralgemeniseren tot oordelen en vooroordelen? Ik weet intussen heel goed dat ieder kind er één is en als een persoon gezien moet worden, niet als een exemplaar.
Een paar dagen na het vrijdagmiddagincident werden de vooroordelen van een ander me in het gezicht geblazen: “Het is een racistische school”, zegt Driss. Hij kijkt met hangend hoofd in mijn richting, maar vangt niet mijn blik. We zitten in een intakegesprek op een tussenschool, die Driss gaat opvangen, nu wij hem met goede redenen hebben verwijderd. “Ik kon nooit iets goed doen. Ze hebben niets voor me gedaan. Als ik per ongeluk tegen een meisje opliep, werd ik van intimiteiten beschuldigd.” Zijn moeder, waar ik een behoorlijke verstandhouding mee dacht te hebben, kijkt al even boos: “Ze hebben niets voor hem gedaan.”
Alles met Driss is misgegaan, omdat wij niets hebben gedaan! Mijn bloed begint te schuimen. Tegelijkertijd begint mijn geweten te knagen. Kinderen hebben er recht op dat je voor hen tot het uiterste gaat en dat ben ik niet gegaan. Te ‘druk’.
Eén ding durf ik te zweren: Als ik niet genoeg heb gedaan, heeft dat niets met vooroordelen te maken. Vooroordelen vallen namelijk wel degelijk onschadelijk te maken. Je moet je uit alle macht in dat ene kind tegenover je proberen te verplaatsen. Ik zie het iedere dag om me heen.

Dit bericht delen:

© 2025 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.