• blad nr 2
  • 25-1-2014
  • auteur . Overige 
  • Redactioneel

 

‘U mag het niet verder vertellen, hoor’

Het is fijn als een leerling jou als docent in vertrouwen neemt wanneer hij of zij met een ernstig probleem zit, zoals zelfmutilatie, een eetstoornis of erger: mishandeling of misbruik. Maar wat doe je als ook de vraag wordt gesteld het er met niemand over te hebben? Wat moet en kun je dan doen?

Tekst Ilona Stuijt

“Ze liet ze me zien, de sneeën in haar armen. Ze vertelde dat ze zichzelf regelmatig snijdt. Dat ze een lastige thuissituatie had, wist ik, maar zelfmutilatie? Ik schrok er enorm van.”
Aan het woord is Eva (23)*, docent van meerdere vmbo-brugklassen. De leerlinge vroeg aan Eva of ze wilde beloven het aan niemand te vertellen. Als haar ouders het wisten, maakten ze zich alleen maar zorgen. Eva: “Ik zei dat het terecht was dat die zich zorgen zouden maken. Dat het een serieus probleem is. Ik heb op geen enkel moment beloofd het geheim te houden. Dat kon ik niet waarmaken. Ik zag in haar ogen dat ze dat niet had verwacht. Heel sneu. Het was voor mij wel een dilemma. Aan de ene kant wilde ik het er niet met iemand anders over hebben, want dat vond ik heel vervelend voor het kind, maar ik moest wel.”
Het is een dilemma waar ook andere docenten voor kunnen komen te staan. Hoe handel je als een leerling iets heftigs als zelfmutilatie, een eetstoornis of een ander ernstig probleem in vertrouwen vertelt en aan je vraagt of je wilt beloven het er met niemand over te hebben?

Beroepsgeheim
Bianca van Os is projectmedewerker bij het Project Preventie Seksuele Intimidatie (PPSI), dat zich richt op sociale veiligheid op scholen. Van Os: “Wij adviseren docenten nooit te zeggen: ‘Dit houd ik geheim’. Het is goed om samen met de leerling te bekijken wie hem of haar de juiste hulp kan bieden. Dat kan bijvoorbeeld de maatschappelijk werker op school zijn. Bedenk ook dat de leerling het vertelt omdat hij het waarschijnlijk wil oplossen. Jij bent de eerste persoon en kunt de leerling begeleiden bij het neerleggen bij anderen.”
Ook pedagoog Patricia Ohlsen vindt dat je als docent nooit geheimhouding moet beloven. Ze is adviseur kindermishandeling en huiselijk geweld, trainer en coach en verwijst naar de zorgroute die in principe elke school heeft. Ohlsen: “Als de docent een verhaal te horen krijgt van een leerling dat hem zorgen baart, kan hij bijvoorbeeld naar de zorgcoördinator of het schoolmaatschappelijk werk gaan of de leerling inbrengen bij het zorgadviesteam. Als het goed is, weet iedere docent en zeker iedere mentor wat die zorgroute is.”
En wat zeg je tegen de leerling? “Het beste is: ‘Ik ga je naar die en die doorverwijzen’. Niet zonder meer verwijzen, je hebt net dat vertrouwen en moet daar heel zorgvuldig mee omgaan. Je kunt beloven dat je de informatie vertrouwelijk behandelt en dat je geen stappen neemt zonder die te bespreken met de leerling. Als je geheimhouding belooft, ben jij verantwoordelijk voor het voortbestaan van de situatie. Wees niet bang dat je in de knel komt met het beroepsgeheim. Je hebt een beroepsgeheim, maar ook een zorgplicht. Je kunt je beroepen op het conflict van plichten. Stel, een leerlinge vertelt dat ze zichzelf snijdt, dan ben jij op de hoogte van deze situatie en moet je je verantwoordelijkheid nemen. Je kunt je beroepen op het conflict van plichten in ernstige situaties, waarbij een leerling alleen kan worden geholpen door er derden bij te betrekken”, verklaart Ohlsen.
Dan is er ook het dilemma van wel of niet de ouders inlichten als het gaat om problemen als een eetstoornis of zelfmutilatie. Ohlsen zegt hierover dat je altijd met de ouders moet praten als het gaat om kinderen onder de 12 jaar. “Het is heel belangrijk om een vertrouwensband op te bouwen met zowel het kind als de ouders. Laat ze praten, kom in gesprek. Toch kan het als het gaat om leerlingen van 12 tot 16 jaar juist averechts werken als je de ouders inlicht. Ouders kunnen zich terugtrekken of het ontkennen. De leerling kan het vertrouwen verliezen en stiekemer omgaan met zijn probleem. Laat het daarom aan bijvoorbeeld de schoolarts over hoe te handelen.”
Mishandeling
De stappen die een docent kan en moet zetten als hij van een leerling hoort dat die mishandeld of seksueel misbruikt wordt, zijn iets anders dan bij de eerder beschreven problemen. Als het gaat om mishandeling of misbruik komt de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling in het spel (zie kader). Bianca van Os: “Elke school kan het stappenplan van de Meldcode zelf uitwerken. De code is een handvat om vroegtijdig de goede stappen te nemen nadat er een probleem is gesignaleerd. Scholen kunnen altijd het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) bellen en het probleem aan hen voorleggen. Hierbij hoeft nog geen daadwerkelijke melding gedaan te worden. Of overleg met een collega. Halverwege het stappenplan kom je ook bij de andere betrokkenen terecht, zoals de ouders. Ook bij hen moet je het neerleggen. Door de Meldcode kan een school achteraf ook niet zeggen: ‘We hebben signalen gehad, maar er niets mee gedaan’. De code biedt daarnaast duidelijkheid aan de ouders. Als zij vragen waarom het AMK is gebeld, kun je verwijzen naar de Meldcode.”
Het bleek dat instanties, waaronder scholen, die een actuele Meldcode hebben, drie keer vaker handelen dan instanties die geen Meldcode hebben, vertelt Patricia Ohlsen. Mede daarom wilde de overheid de Meldcode wettelijk verplichten. “Vanaf dit jaar worden scholen getoetst door de inspectie of ze een Meldcode hebben. En als er incidenten zijn, wordt er voortaan gevraagd of de stappen gevolgd zijn.”
In geval van mishandeling en misbruik kan het beroepsgeheim ook botsen met de zorgplicht. Ook dan kan een docent zich beroepen op het conflict van plichten en de informatie delen met bijvoorbeeld het AMK of de Raad voor de Kinderbescherming. “In heel ernstige situaties, zoals kindermishandeling en misbruik, gaat het meldrecht gelden. Dat gaat boven het beroepsgeheim en boven de privacy van de ouders. Het is dan heel belangrijk dat alles heel zorgvuldig wordt geregistreerd. Dus alle contacten, alle stappen, alle signalen, alle gesprekken. Alles moet nauwkeurig opgeschreven worden”, adviseert Ohlsen.
Goed gehandeld
Vmbo-docent Eva heeft gedaan wat ook de deskundigen aanraden: het vertellen aan iemand anders op school. Eva: “Ik ben naar mijn teamleider gegaan en heb verteld wat er was gebeurd. Ook dat het meisje wilde dat ik het niet verder vertelde. Ik vroeg hem of ik tegen haar moest zeggen dat ik het hem had verteld. Mijn teamleider zei dat dat nog even niet hoefde, dat kon altijd later nog. Hij heeft na het aanhoren van mijn verhaal in overleg met de zorgcoördinator een gymdocent ingeschakeld. Die heeft gekeken of er littekens zichtbaar waren op de armen van het meisje. Dat was inmiddels niet meer zo. De teamleider vroeg mij daarom opnieuw in gesprek te gaan met het meisje en te zeggen dat ik haar verhaal wilde vertellen aan haar mentor. Dat heb ik gedaan. Ik heb haar uitgelegd waarom ik het aan haar mentor moest vertellen: uit bescherming en vanuit mijn beroep. Hier raakte ze van overstuur, omdat ze echt niet wil dat haar ouders het te weten komen. Haar vader kan namelijk ontzettend boos worden. Bovendien was het snijden maar een fase en doet ze dit al niet meer. Ik heb benadrukt dat dat laatste goed nieuws is, maar ook dat ik helaas geen keuze heb. Wel liet ik haar kiezen: ‘Zal ik het aan de mentor vertellen of wil jij dat zelf doen, met mij erbij?’ Uiteindelijk hebben we afgesproken dat ik het zou vertellen en dat zij erbij zou zijn. Ik heb het meisje gevraagd zich zo min mogelijk zorgen te maken. Haar ouders weten er niets van en alle vervolgstappen zouden in goed overleg met haar genomen worden.
Ik vond het heel moeilijk haar te vertellen dat ik naar de mentor moest gaan. Gelukkig zei ze het te begrijpen en dat ze niet boos op me was. Ze leek mijn inzet zelfs te waarderen.
“Door allerlei omstandigheden heb ik helaas niet kunnen spreken met het meisje en de mentor samen. Het meisje heeft echter wel zelf haar verhaal gedaan en ik heb later aan de mentor mijn versie verteld. Dat is nu een paar dagen geleden. Binnenkort gaat de mentor in gesprek met het zorgteam. Bij eventuele vervolgstappen wordt het meisje betrokken, niets zal buiten haar omgaan. Mijn taak zit er nu hoogstwaarschijnlijk op. De mentor en de teamleider vinden dat ik goed heb gehandeld.”

*Om privacyredenen is alleen een (gefingeerde) voornaam gebruikt.

{Kader}

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Elke school is sinds 1 juli 2013 verplicht een eigen meldcode op te stellen met daarin in elk geval deze vijf stappen.
- Stap 1: In kaart brengen van signalen.
- Stap 2: Overleggen met een collega. En eventueel raadplegen van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) of een deskundige op het gebied van letselduiding.
- Stap 3: Gesprek met de betrokkene(n).
- Stap 4: Wegen van het huiselijk geweld of de kindermishandeling. En bij twijfel altijd het SHG of AMK raadplegen.
- Stap 5: Beslissen over zelf hulp organiseren of melden.
Bron: www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/huiselijk-geweld/hulp-bieden/meldcode

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.