• blad nr 1
  • 11-1-2014
  • auteur G. van der Mee 
  • Redactioneel

Bureaucratie lijkt onvermijdelijk bij passend onderwijs 

Niet één docent wil nog meer papier

Hoe kunnen 152 samenwerkingsverbanden die allemaal hun eigen regels hebben, toch de bureaucratie verminderen? De voorspellingen zijn somber, de ervaringen tot nu toe slecht. Advies van scheidend voorzitter van de Evaluatiecommissie Passend Onderwijs: “Hou het simpel.”

“Niet één docent zit te wachten op nog meer formulieren”, zegt Jan Gispen. Hij was de voorzitter van de Evaluatiecommissie Passend Onderwijs (Ecpo) die begin dit jaar werd opgeheven. De commissie heeft een hard oordeel over de wensen van de Kamer: minder bureaucratie én een duidelijke verantwoording van de financiën, is niet haalbaar. “Het gaat er domweg om hoeveel overhead je krijgt. Met 152 samenwerkingsverbanden die allemaal hun eigen regels mogen opstellen, waardoor je dus een oneindig aantal indicaties krijgt, kun je wel voorspellen waar dat toe leidt. Er is nu een commissie aan de slag die de stapeling van bureaucratie moet tegengaan. Voor mij is het in ieder geval duidelijk dat je de verantwoording heel basaal moet houden. Je kunt registreren wie er waarvoor ondersteuning krijgt. Maar hou het simpel, vraag geen verantwoording voor elke ondersteuning van zorgleerlingen in het regulier onderwijs. Dat zijn stapels formulieren en een verzwaring van de taak docent en schoolleiding.” In het laatste Ecpo-advies worden het ‘simpele kapstokken’ genoemd, om de administratieve last tot het minimum te beperken.

Kafkabrigade
De Tweede Kamer zag tijdens de behandeling van het wetsontwerp de bureaucratiebui al hangen. Wel vreemd, eerst voor een wet stemmen die, zoals Ecpo het uitdrukt, een ‘caleidoscoop van opvattingen en procedures voortbrengt’ en vervolgens vragen om een ‘bureaucratiewaakhond’. Staatssecretaris Sander Dekker gooide de Kafkabrigade in de strijd. Deze organisatie bestaat inmiddels acht jaar en biedt ‘eerste hulp bij bureaucratisch onbehagen’. De brigade heeft al aan zo’n vijftig projecten meegewerkt. Aan de samenwerkingsverbanden, waar gemiddeld vijftien, maar soms ook veel meer scholen (het Reformatorisch Verband telt er zelfs 123) het samen eens moeten worden, zullen ze een hele kluif hebben. De brigadiers willen vooralsnog niet in de publiciteit treden. Op hun website schrijven ze dat ze opgericht zijn om toestanden te onderzoeken ‘waar geen touw meer aan vast te knopen is’. En waar zich ‘meerdere logica’s, regels en procedures tegelijkertijd’ voordoen. Dan zitten ze dus bij passend onderwijs helemaal goed.

Roepende in de woestijn
“Ik ken cluster-4 scholen die met zeven verschillende samenwerkingsverbanden te maken hebben, die dus allemaal verschillende toewijzingsregels hanteren.” AOb-bestuurder Liesbeth Verheggen voelde zich bij het opstellen van de nieuwe wet een roepende in de woestijn. Ze vond dat in ieder geval de ‘basiszorg’ in de wet moest worden opgenomen. Welke deskundigheid moeten scholen in huis hebben? Welke leerlingen komen in aanmerking voor extra zorg? “Net zoals de kerndoelen een basis leggen voor de leerstof, wilde ik bij passend onderwijs een wettelijk ondergrens. Nu moeten 152 samenwerkingsverbanden dat allemaal zelf bedenken en daar komt dan steeds iets anders uit. De toewijzing hangt af van de financiën, want dat is het enige wat er nu wel geregeld is. Het budget ligt vast en verder zoekt iedereen het maar uit. Gevolg is dat de financiën de doorslag geven. Ik verwacht eerlijk gezegd in de toekomst rechtszaken van ouders vanwege de rechtsongelijkheid die er dan ontstaat. Waarom krijgt Pietje bij samenwerkingsverband A wel de juiste zorg toegewezen en bij samenwerkingsverband B niet?” Behalve het ministerie heeft iedereen haar achteraf gelijk gegeven. “Ik heb wel eens de tweet ‘Soms wil je geen gelijk krijgen’ verstuurd.”
Dat de financiële belangen voor de schoolbesturen groot zijn, bevestigt ook Meindert de Schiffart. Hij is voorzitter van de GMR (voortgezet onderwijs) van Stichting Lucas Onderwijs. Omdat het bestuur scholen in Den Haag, Westland en Delft heeft, krijgt het te maken met drie verschillende samenwerkingsverbanden. In één daarvan, Samenwerkingsverband Zuid-Holland West, moeten negentien schoolbesturen, die zo’n 75 locaties vertegenwoordigen, het met elkaar eens worden. “We zijn nu in de fase van de ondersteuningsplannen, die moeten door alle MR’s van de aangesloten scholen beoordeeld worden. Of passend onderwijs voor de scholen meer bureaucratie betekent, weten we nog niet, maar iedereen is er natuurlijk wel bang voor. De betrokkenheid van veel docenten is ook nog klein, het is voor hen nog een ver-van-mijn-bed-show.”
Wel weet De Schiffart dat scholen dolgraag het zorggeld binnenhalen. “Wat dat betreft is iedereen eigenlijk concurrent van elkaar. Hoe meer zorgleerlingen, hoe meer geld. Per zorgleerling gaat het om duizenden euro’s, en dat betekent weer meer arbeidsplaatsen. Ieder bestuur wil daarom zijn eigen taartdeel houden. Men zal dat niet zo gauw hardop zeggen, maar de financiële belangen zijn groot, het is natuurlijk een gigantische operatie wil je dat allemaal in goede banen leiden.”

Angstig
Op de school van Anny van Leijsen hoeven docenten geen papieren in te vullen. Dat doet de ‘zorgcoach’ voor ze, waarvan zij er een is. Op de katholieke scholengemeenschap Etten-Leur is er voor de honderd zorgleerlingen (van de 2400 leerlingen) een hele zorgstructuur bedacht. Eén conrector, twee coördinatoren en acht zorgcoaches hebben dit in hun pakket. Van Leijsen krijgt voor haar taak vijftig uur per jaar voor negen leerlingen naast haar lestaak. Te weinig, vindt ze, maar ze doet het graag. “Wij volgen en begeleiden deze leerlingen in de hele schoolperiode. Dus wij vertellen de nieuwe mentor wat nodig is, dan hoeven de ouders dat niet te doen.” Ze weet dat veel docenten angstig zijn voor wat komen gaat. “Volgens mij moet je twee docenten, die wel op de hoogte zijn van zorgleerlingen, daarover met andere docenten laten praten. Nu is het zo dat alleen de top van de organisatie overal van op de hoogte is. Bij ons komt er maar één zorgleerling per klas, dat was 25 jaar geleden ook al zo, veel van die angst is dus niet terecht.”
Of passend onderwijs nieuwe bureaucratie gaat brengen, weet ze niet. “De conrector wist het ook niet, hij heeft nu wel een plan gekregen van tien pagina’s, maar verder weten we niet wat ons te wachten staat.”

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.