• blad nr 19
  • 30-11-2013
  • auteur K. Hagen 
  • Redactioneel

Het leeratelier, tien jaar later 

Toch maar weer een eigen lokaal

Op het Juniorcollege Zwering in Enschede werken ze alweer zo’n tien jaar met leerateliers. Grote multifunctionele ruimtes waar per groep wel zestig leerlingen zelfstandig aan hun vakken kunnen werken. In 2005 nam het Onderwijsblad een kijkje, maar hoe staat het nu met de leerateliers? Die zijn in beweging, zo blijkt. “Ik heb weer een eigen koninkrijkje.”

Het is pauze op het Juniorcollege Zwering, een school (vmbo, havo en vwo) met ruim 250 leerlingen in de onderbouw. Leerlingen rennen in de kantine om een pingpongtafel of verorberen hun lunch. De grote ruimte is zowel kantine als entree van de school. Het past bij een school waar geen gangen met lokalen zijn, maar waar je juist door grote ruimtes heen loopt.
In 2005 schreef het Onderwijsblad over de leerateliers in Enschede. De openbare scholengemeenschap Stedelijk Lyceum, waar ook het Juniorcollege onder valt, had twee jaar daarvoor de ommezwaai gemaakt naar een nieuw onderwijsconcept. Het begon met een pilot op één school, later werden ook op andere locaties leerateliers ingericht. Niet meer huppelen naar het volgende klaslokaal, maar zelfstandig aan de slag in een ruimte met een weekplanner, zo noteerde het Onderwijsblad destijds.
Toch lijkt het nu anders te gaan op het Juniorcollege. De leerateliers zijn er nog steeds, maar er zitten geen grote groepen leerlingen. Wel klassen met een docent. Het oogt leeg. “Dat komt door het leerlingaantal, klassen kunnen nu alleen in een ruimte zitten”, zegt locatieleider Reinald Gerbenzon terwijl hij zijn school laat zien. Hij werkt er nu twee jaar. Naast de vier leerateliers zijn er drie instructieruimtes en vier praktijklokalen.
Gerbenzon gelooft in de grondgedachte van de leerateliers. “Wij willen een thuisbasis creëren voor leerlingen. Alle theorie krijgen zij in één atelier waar hun eigen kluisje staat. Zij hebben heel de onderbouw dezelfde groep docenten, team teaching heet dat.” Hierdoor hebben de leerlingen beter contact met hun docenten en door de samenwerking tussen leraren kan er beter aan zorgvragen worden voldaan. Ook zijn er leergebieden, waarbij vakken gecombineerd worden gegeven.
Het kan dus zijn dat er in één atelier tegelijkertijd wiskunde en Duits wordt gegeven. “Leraren moeten dan heel goed met elkaar afstemmen”, zegt Gerbenzon. Doordat er nu minder leerlingen zijn, is er wel de ruimte om apart te zitten als dat beter uitkomt. Klassen hebben dan vaak het rijk alleen, volgens Gerbenzon.
Dat zegt ook Anneloes Schnellen, docent Nederlands en Frans. “Ik werk veel met geluid en beeld, dus die grote ruimtes waren voor mij niet prettig. Als je dan met meerdere groepen bij elkaar zat, had je meer last van elkaar dan plezier.” Schnellen heeft nu weer een eigen lokaal. “Mijn eigen koninkrijkje”, zegt ze. Ook Teun Groeneweg, docent techniek en scheikunde, vindt het gecombineerd zitten soms wat lastig. “In het begin werkt het prettig met de techniekklas, dan tekenen ze. Maar als het practicum begint is het gehamer wel te horen tijdens mijn uitleg.”

Onbekwaam
Op het Juniorcollege Zwering hebben ze ook gemerkt dat de leergebieden-gedachte niet altijd goed uit de verf komt. Gerbenzon: “Bij de talen waren er weinig momenten dat het de vakken oversteeg. Bij andere gebieden, zoals mens en gezondheid, gaat dit juist wel heel goed.”
De zelfstandigheid van leerlingen is ook een uitdaging. Er zijn nu meer momenten dat de leerlingen aan de slag gaan met het vak dat de docent op dat moment geeft, volgens Gerbenzon. “Vroeger was het meer van: kijk maar waar je mee aan de slag gaat. Op zich niet verkeerd, maar de snelle leerlingen zaten dan steeds rond te kijken.”
Dat er meer structuur is gekomen, komt ook door de lesmethodes, zegt Gerbenzon. “De methodes die de docenten gebruiken waren vaak niet gecombineerd met de leergebieden. Docenten moesten zelf de samenhang bedenken. De uitgevers zijn echt in de oude gedachte blijven hangen.”
De bevoegdheid van docenten is een ander punt waar de leerateliers mee te kampen hebben. “Vroeger was het meer: niet bevoegd, wel bekwaam. Later moesten alle leraren bevoegd zijn en kon je als leraar Nederlands niet zomaar Engels meer geven in de onderbouw.” Het werd dus lastiger om docenten meerdere vakken te laten geven.
Toch blijven de leerateliers bestaan op het Juniorcollege. Gerbenzon: “Om te leren samenwerken is het fantastisch. Leerlingen leren daarnaast zelfstandig te worden, zodat ze in de bovenbouw goed verder kunnen.”
Op de andere locaties van het Stedelijk Lyceum, Zuid en Kottenpark, zijn de leerateliers grotendeels verdwenen. “De muren zijn er daar weer ingezet, het concept achter de leerateliers sloot daar minder goed aan bij hun onderwijspraktijk”, zegt Gerbenzon. Wiskundedocent Wilma ter Riet beaamt dit. Zij was vanaf het begin betrokken bij het opzetten van de leerateliers op de scholen van het Stedelijk Lyceum.
Nu is zij er weer mee bezig. Dit keer bij Innova, een nieuwe school van het Stedelijk Lyceum die eigentijds onderwijs aanbiedt. Leerlingen hebben hier veel keuzewerktijd-uren, waarin ze zelf kunnen bepalen aan welk vak of project ze werken. “Wij hebben hier het geluk dat we het helemaal vanaf het begin af aan mogen invoeren”, zegt Ter Riet. Volgens haar is het lastig leerateliers in te voeren op scholen waar ze al gewend zijn om klassikaal te werken. “Alle docenten moeten het willen. Ze moeten de visie delen.” Als het te topdown is opgelegd, werkt het niet.
Docent Engels Thomas Richter geeft op de ‘oude’ manier les op Zuid en volgens de nieuwere methode op Innova. “De sfeer op Innova is veel prettiger. Ik ben veel minder een politieagent. Maar je moet wel het rooster los durven laten.”

Kritiek
Niet alleen in Enschede denken ze over leerpleinen na. Het Utrechtse Via Nova College schafte vorig jaar de leerpleinen af en wilde juist meer structuur. Kritiek van de Onderwijsinspectie zorgde daar voor een omslag. De school kreeg een onvoldoende voor de ‘actieve betrokkenheid van leerlingen bij het onderwijsleerproces’.
Directeur Wim Boom: “Er was teveel vrijheid. Maar 40 procent van de onderwijstijd werd effectief gebruikt.” Toch kan het volgens hem wel werken. “Als er een goed programma ligt, er gestructureerd wordt gewerkt en docenten weten wat van ze wordt verwacht.” Bovendien is het leerplein sociaal. Boom: “Kinderen met verschillende achtergronden komen met elkaar in aanraking. Maar voor de onderwijstijd is het weinig effectief.”
Op het Utrechtse Unic College en Amadeus Lyceum hebben ze de leerpleinen of domeinen nog wel. Volgens Dave Drossaert, rector op het Unic College, staat of valt het onderwijsconcept met de afspraken tussen docenten. “Zij weten welke doelen bereikt moeten worden, maar ook wat hun rol is en die moeten ze nabespreken.”
Docent Engels Richter vindt niet dat een van beide onderwijsvormen goed of juist fout is. “Alle leerlingen zijn verschillend. Meerdere soorten scholen met eigen onderwijsopvattingen zijn juist goed. Zo kan elke leerling tot zijn recht komen.”

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.