- blad nr 19
- 30-11-2013
- auteur W. de Lange, de
- Column
Ouwe zeur
Als ik minuten te laat aankom in ons nachtclubachtige computerlokaal, in de kelder, staan alle computers al op Youtube, voor muziek of erger. Maar ik wil geen computers en zeker geen muziek en al helemaal geen erger (vieze dingen, u weet wel). Ik wil gewoon de quiz over de leertekst houden, waarmee de klassen zich voorbereiden op de komende toets. Het gaat deze keer over wereldhandel en slavenhandel in de zeventiende en achttiende eeuw. Ingewikkeld en aangrijpend. Moet ik nou iets met computers uit mijn hoed toveren? Moet ik die toets, over twee dagen, uitstellen? Niks ervan, uit die computers. Ik heb verdikkeme ook wel eens structuur nodig.
Ik dwing de leerlingen moeizaam naar de computerloze tafels in het midden van het lokaaltje. Ze klagen, ze mopperen, ze vinden de quiz een plichtmatig nummer in vergelijking met wat ze op Youtube tevoorschijn kunnen toveren. De schermen in het lokaal blijven lokken en trekken, als cocaïne in de koffiekamer van een ontwenningskliniek.
Ik heb de laatste een, twee jaar veel minder moeite om gedecideerd mijn zin door te drijven. Maar deze les krijg ik maar niet van de grond. Aisha en Sybille zitten onophoudelijk samen te smiespelen en te giechelen, vlak onder mijn tevergeefs wakend oog. Jeffrey blijft dreinen: “Sáái, sáái, sáái.” Marin geeft gewoon geen antwoord op de quizvraag. Iets geeft ze het idee dat ze zich deze keer nergens aan hoeven te houden.
Ik zet de ergste saboteurs, Jeffrey en Marin, buiten, met strafregels. Ik weet even niet beter. De quiz sleept zich voort. Jeffrey komt algauw weer binnen met een paar velletjes gigantische hanenpoten, zwemmend in de witregels. Als ik hem weer buiten zet, met de opdracht echte regels te schrijven, protesteert hij. “U moet duidelijk zijn, juf. Als u geen witregels wilt, moet u dat zeggen.” Hij en ik weten, dat het onzin is wat hij zegt. Hij kent de standaard voor strafregels namelijk heel goed, onze Jeffrey.
Dan komt Marin binnen met vergelijkbare hanenpoten en achter hem kakelt Jeffrey: “Moet je maar duidelijk zijn!” Ze lachen. “Ik ben voor jou geen je, maar een u”, zeg ik, want zo is dat bij ons. “Ouwe zeur”, zegt Marin. “Dat mag je denken, maar niet zeggen”, zeg ik, niet beledigd, niet boos, niet bang, zoals vroeger, maar wel stomverbaasd dat zoiets me opeens weer overkomt. We lopen met zijn drieën naar de directeur. Excuses, nablijven, afijn, het hele ouwe gezeur. Het herstellen van een soort van verstandhouding kan pas daarna.