- blad nr 19
- 30-11-2013
- auteur M. van Nieuwstadt
- Redactioneel
Leerlingen ontdekken boeken
Volzinnen en vocabulaire ondergeschikt aan plezier
In de 2 mavo-leeskring van juf Gieta zitten boekenwurmen en dyslectici zij aan zij. “Ik houd van dikke boeken die je in één ruk uit kunt lezen”, zegt Yasmin (13), pretoogjes onder een zwarte hoofddoek met glitters. “Als ik in een boek zit en mijn moeder roept me, dan hoor ik niks.” Naast Yasmin, in een shirt van voetbalclub Galatasaray, zit Abdullah (14). Hij heeft een hekel aan lezen, maar is de 86 bladzijden van Tjibbe Veldkamps boekje SMS toch maar mooi doorgekomen. “Jij hebt het heel goed gelezen”, zegt Gieta Sewbhieksingh, juf Nederlands. “En je hebt het heel goed begrepen.” Abdullah glimt.
In het voor 4 miljoen verbouwde Rijswijks Lyceum, aan de rand van Den Haag, valt daglicht door hoge nieuwe ramen naar binnen. In de mediatheek zitten zeven klasgenoten bijeen. Er is cola en sinas. Op de ovale tafel liggen zeven boekjes van Veldkamp, dunner dan de koekjes. “Knabbel maar lekker”, zegt juf Gieta, maar niemand wil zijn mond vol hebben op het moment dat er naar meningen wordt gevraagd.
Leraar Nederlands Rob de Ruiter en hoofd mediatheek Dianne Segond von Banchet zijn vier jaar geleden met de leeskringen begonnen: kinderen lezen vier, vijf of zes boeken per jaar en bespreken die samen, meestal na schooltijd. Een goed alternatief, vindt De Ruiter, voor de klassikale bespreking van jeugdboeken. Die kan verzanden als er maar kleine stukjes worden voorgelezen en niet iedereen het boek kent.
Dit jaar gaan er op het Rijswijks Lyceum zes leeskringen van start, in de onderbouw van de mavo, maar ook in de bovenbouw van het vwo. Juf Gieta heeft de leeskring in de klas goed verkocht. ‘Kennen jullie De wereld draait door? Of Pauw en Witteman? Zoiets is het. We zitten aan een tafel en iedereen gaat zijn mening geven. Er zijn bonuspunten te verdienen. En jullie krijgen het boek cadeau.’ Algauw gingen er meer dan zeven vingers de lucht in.
Drillen
Buiten het Rijswijks Lyceum is het druk bij de bushaltes. Leerlingen komen vanuit de Haagse Schilderswijk, Spoorwijk, het Laakkwartier, Moerwijk en Transvaal. “We hebben veel kinderen uit achterstandswijken”, zegt juf Gieta. “Mensen kiezen voor deze school vanwege het licht denk ik, maar ook vanwege onze taalprogramma’s. De taalbeheersing is vaak bar en boos. Daarom pakken we taal op een prettige manier aan. Als je kinderen gaat drillen, wordt het niets. We laten ze gedichten voordragen op het podium en we nodigen bekende schrijvers uit.”
Toen Arnon Grunberg hoorde van de leeskringen, kwam hij langs bij een groepje uit 5-vwo om de bespreking van zijn boek Onze oom bij te wonen. “Grunberg moest stiekem het pand worden binnengeloodst”, zegt Dianne van de mediatheek. “Hij wilde er absoluut geen gedoe omheen.”
Juf Gieta checkt of de kinderen het verhaal begrepen hebben. Annabel, wie is dat? Wie stuurde die sms’jes ook al weer? En waarom? Korte vragen, korte antwoorden. Er wordt in boekjes gebladerd. Stap voor stap reconstrueert de leeskring het verhaal over het rouwproces van een gezin waarin de moeder overlijdt. Vader Deur verwaarloost zijn kinderen Bobo en Bas en zoekt contact met de geest van zijn overleden vrouw Annabel. Zij lijkt sms’jes te versturen naar een telefoon die per ongeluk in het gezin is beland.
Juf Gieta corrigeert onnadrukkelijk het taalgebruik en verklaart af en toe een woord. “Kinderbescherming, wie weet wat dat is? Het kind wordt van het gezin afgepakt, zeg je. Dat is een beetje een vreemd woord. Ze worden overgeplaatst, zodat het even rustig gaat zijn voor dat kind.” Maar een leeskring draait niet om volzinnen of vocabulaire. Hoofddoel is om kinderen warm te maken voor het lezen. Dat kan door naar meningen te vragen en kinderen de kans te geven om zichzelf in karakters te herkennen. Die opzet slaagt deels. Een discussie of een gesprek over grote thema’s als uithuisplaatsing en verdriet laat zich niet afdwingen.
Doordat weduwnaar Deur serieus contact zoekt met zijn overleden vrouw, ademt SMS een geheimzinnige sfeer. Juf Gieta vraagt: “Wie denkt dat zoiets kan, praten met mensen die overleden zijn?” De vinger van Sirodjhenie (14) gaat voorzichtig omhoog. Ze kijkt samenzweerderig: “Ik heb wel verhalen gehoord van mensen die dat hebben gedaan. Die raken bezeten.” Ook Omar (13) is hierin thuis: “Niet dat mensen met geesten kunnen praten of zo, maar wel dat ze dingen kunnen laten bewegen.”
Tijd voor een oordeel. Elke mening telt, heeft de juf gezegd, maar als je iets zegt, dan moet je uitleggen waarom je dat zegt. “Ga argumenteren, dat hebben we jullie geleerd.” Caner (14) vond het boek “geen aanrader, gewoon saai.” Maar wat vond je dan precies saai, wil Yasmin weten. Caner kijkt naar het tafelblad. “Gewoon saai. Ik ben meer van die horror-dingen.” Hij doelt op de Griezelbus-serie van Paul van Loon.
Kinderen als Caner komen in een volle klas niet zo makkelijk voor hun mening uit, vertelt juf Gieta. Een klein gezelschap kan veiliger zijn. Dan is de juf niet eens altijd nodig om een grof oordeel te nuanceren. “Bas heeft schijt aan veel mensen”, grijnst Omar. “Hij wil ze niet eens aanraken.” Klopt, zegt Caner: “Maar hij doet dat, omdat hij dan emotioneel raakt over de dood van zijn moeder.”