• blad nr 19
  • 30-11-2013
  • auteur . Overige 
  • Redactioneel

Bezuinigingen op leerlingenvervoer 

Taxibusjes staan stil

Gemeenten die bezuinigen op het leerlingenvervoer mogen zelf weten hoe ze dat doen. Bijvoorbeeld door taxibusjes niet meer te laten rijden. In de gemeente Emmen heeft een deel van de ouders nog geen idee hoe hun kinderen volgend jaar naar school moeten komen.

Tekst Desiree Hoving

Boze ouders zijn van plan zich dagenlang vast te ketenen aan scholen voor speciaal onderwijs in Emmen. Ze zijn woedend om de versobering van het leerlingenvervoer, meldde RTV Drenthe in september. Als die versobering doorgaat, kunnen leerlingen met leer- en/of gedragsproblemen volgend jaar geen gebruik meer maken van het taxivervoer. In plaats daarvan krijgen ze een abonnement voor het openbaar vervoer of een kilometervergoeding, zodat hun ouders ze zelf kunnen halen en brengen.
“Ouders voeren actie omdat ze hun kinderen niet zelf kunnen vervoeren”, verklaart Marco Haak, die woordvoerder is van de actievoerende ouders van drie scholen in Emmen. “In de eerste plaats hebben veel mensen geen auto, omdat ze die niet kunnen betalen. In de tweede plaats hebben ouders helemaal geen tijd om hun kinderen om half drie van school te halen. Ik ken een mevrouw die acht uur per week minder mag werken van haar baas, maar de meesten kunnen zoiets niet regelen met hun werkgever. Ook is er geen enkel kind dat met de bus kan, omdat hun intellect vaak te laag ligt. Maar het allerergste is dat straks veel kinderen thuiszitten, omdat ze niet naar school kunnen komen. Dat is heel triest.”
Niet alleen in Emmen staat het leerlingenvervoer ter discussie. Ook veel andere gemeenten hebben conflicten met ouders van wie de kinderen naar het speciaal onderwijs gaan. Overigens geldt dit in het algemeen niet voor ouders van lichamelijk of geestelijk gehandicapte kinderen. Dat die kinderen speciaal vervoer nodig hebben, staat buiten kijf. Het vervoer voor kinderen met een speciale geloofsovertuiging en kinderen met leer- en gedragsproblemen staat ter discussie.

Ruimhartig
Hoe wordt het leerlingenvervoer ook alweer georganiseerd? In het verleden konden gemeenten alle kosten voor het leerlingenvervoer declareren bij het rijk. Tot 1987. Toen werd het rijksbudget overgeheveld naar gemeenten. Het voordeel van deze decentralisatie is dat gemeenten het leerlingenvervoer aan hun lokale omstandigheden kunnen aanpassen. Zo staan in de ene gemeente veel scholen voor speciaal onderwijs, terwijl in de andere de leerlingen ver moeten reizen. Zo heeft de ene gemeente een dicht openbaarvervoersnetwerk en de andere niet.
Het nadeel van de decentralisatie is dat de vervoerskosten vaak uit de hand lopen. Dat komt omdat het aantal kinderen in het speciaal onderwijs de afgelopen tien jaar met 30 procent steeg. Vooral in cluster-4, waarin de moeilijk opvoedbare kinderen zitten en degenen met gedragsstoornissen zoals adhd. Niet alleen de toename zorgt voor budgetoverschrijdingen, ook de onvoorspelbaarheid van die toename. Want tegenover de variabele vervoerskosten staat een vaste vergoeding van de overheid. Die vaak te laag is. Logisch dus dat gemeenten willen bezuinigen.
“Wij roepen al jaren dat gemeenten kunnen bezuinigen op het leerlingenvervoer”, zegt Jan Koster van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). De VNG maakt voor gemeenten een modelverordening, een vertaling van wat de wet minimaal voorschrijft. “In de wet staat dat als gezonde leerlingen meer dan zes kilometer moeten reizen, ze recht hebben op een vergoeding voor het vervoer. Sommige gemeenten zijn daar jarenlang ruimhartig in geweest en hebben daar bijvoorbeeld twee kilometer van gemaakt. Als ouders daaraan gewend zijn, dan valt het niet lekker als de gemeente nu ineens de teugels aantrekt.” Dit is ook het geval in de gemeente Emmen.
De verordening van de VNG gaat ook over het soort vervoer. Eerst over het openbaar vervoer. Leerlingen hebben recht op een vergoeding na zes kilometer. Als ze niet zelfstandig kunnen reizen, dan hebben ze recht op openbaar vervoer met begeleiding. Zoiets als een ov-chip waar ook een vergoeding voor een begeleider op staat. De volgende stap is aangepast vervoer, wat taxi’s of taxibusjes zijn. “Dat noemen wij de drietrapsraket”, zegt Koster. “Dat betekent: als leerlingen echt niet met het openbaar vervoer kunnen reizen, moeten gemeenten een taxibusje aanbieden. Maar dat moet per leerling worden bekeken. Je kunt in ieder geval niet zomaar stellen dat voor alle leerlingen met leer- en gedragsproblemen het vervoer met taxibusjes uitgesloten is.” Bij navraag noemt Koster als allerlaatste stap de kilometervergoeding, die gegeven wordt als ouders liever zelf hun kind willen vervoeren.

Carpool
Van alle leerlingen die een vergoeding krijgen, reist ongeveer 85 procent dagelijks met een taxi(bus) naar school, becijferde Carolien Aalders, redactielid van het Handboek leerlingenvervoer. Ze schreef een opiniestuk waarin ze schatte dat de helft van deze leerlingen heel goed zelf op de fiets of met het openbaar vervoer naar school zou kunnen gaan. Ouders juichen dat volgens haar in eerste instantie niet toe, uit angst dat hun kind dat niet aankan. En omdat ze het vervoer met een taxibusje inmiddels als ingesleten recht beschouwen. Volgens Aalders kunnen gemeenten het beste een actief beleid voeren om de zelfstandigheid van kinderen te ontwikkelen.
Dat doet de gemeente Emmen ook, door een beroep te doen op de zelfredzaamheid van ouders. “Het is een automatisme bij ouders om te denken dat er een busje voor komt rijden, maar dat is niet meer zo vanzelfsprekend. Ze moeten nu heel goede redenen aanvoeren om het taxivervoer door ons te laten verzorgen. Dat betekent dat ze zelf wat moeten organiseren en dat vraagt om een omslag. Ik snap heel goed dat dat met problemen gepaard gaat”, zegt wethouder Mariet Thalens. “Ouders schermen ermee dat ze er niet voor hebben gekozen hun kind naar een speciale school te brengen. Of dat ze geen auto hebben of dat er geen openbaar vervoer komt. Maar het helpt niet om in de help-stand te blijven zitten. We zijn gewoon heel reëel.”
Haak, de woordvoerder van actievoerende ouders, raadt alle ouders aan een externe keuring voor hun kind aan te vragen. Daaruit zou moeten blijken of kinderen zelfstandig genoeg zijn om met het openbaar vervoer te reizen. Als dat niks oplevert, adviseert hij ouders naar de rechter te stappen. “Ik ga ervan uit dat 80 tot 90 procent een gegrondverklaring krijgt. De bestuursrechters zijn behoorlijk coulant naar de ouders toe. Dat betekent dat de kinderen dan alsnog met een taxibusje vervoert mogen worden”, zegt Haak. Hij kan er niet over uit dat zo’n externe keuring nodig is. “De gemeente is gewoon fout bezig, dat weten ze zelf ook. Die keuring gaat hen uiteindelijk meer geld kosten dan dat oplevert.”
De wethouder zucht diep als haar gevraagd wordt of ze tweehonderd leerlingen, dat zijn degenen met leer- of gedragsproblemen, gaat keuren. “Natuurlijk gaan we niet tweehonderd kinderen keuren. Met alle respect geloof ik niet dat de heer Haak in staat is om die berekening te maken. Onze grootste besparing zit bovendien niet in de taxibusjes, maar in de verschuiving van twee naar zes kilometer.” Ze zegt bovendien dat ze op een nieuwe manier over een vervoersoplossing nadenkt. “Ik heb uit een aantal scholen een klankbordgroep laten samenstellen om te horen van ouders hoe we de overgang van taxibusje naar een andere vervoersvorm kunnen creëren. Ook hebben we aan scholen gevraagd om mee te denken met de ouders, bijvoorbeeld om een carpool te helpen organiseren. Ik denk dat ouders ook heel veel kunnen betekenen voor elkaar.”

{kadertje}
Zelfstandig reizen?
Uit het rapport Verantwoordelijk voor vervoer, dat onderzoeksbureau Sardes schreef, bleek dat gemeenten van de verantwoordelijkheid voor leerlingenvervoer af willen. Kunnen de samenwerkingsverbanden passend onderwijs het niet beter gaan regelen, vroegen de auteurs zich af. Wander van Es, senior adviseur bij Sardes: “Aan de ene kant zeggen samenwerkingsverbanden dat ze best een rol willen spelen, omdat ze deskundig zijn en daardoor kosten kunnen besparen. Aan de andere kant zijn ze soms bang voor conflicten met ouders, als ze vinden dat hun kind best zelfstandig kan reizen. Ze willen een goede verhouding met ouders hebben, omdat scholen de ouders juist nodig hebben bij kinderen met een vervoersbehoefte. Daar komt nog bij dat het onderwijs vervoer niet als kerntaak ziet.” Sardes brengt nu samen met Onderzoeksbureau Oberon in kaart wat de kosten en redenen van het leerlingenvervoer precies zijn. Met deze gegevens bepaalt de overheid straks waar de verantwoordelijkheid het beste kan liggen. Straks, want het onderzoek wordt pas eind 2017 afgerond.

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.